Het is niet zo makkelijk om algemene richtlijnen te geven voor wat je moet zeggen tegen iemand met verdriet. Want met een opmerking die bij de een heel goed aankomt, kun je bij de ander de plank volledig misslaan. En toch kun je maar beter proberen iets te zeggen, want zwijgen is doorgaans pijnlijker, weten deskundigen. Zinnige woorden voor vijf moeilijke gelegenheden, en wat je vooral níét moet zeggen.

Als iemand een depressie of burn-out heeft

Gezondheidszorgpsycholoog Huub Buijssen: ‘Men­sen met een depressie of burn-out krijgen vaak te horen dat ze helemaal geen reden hebben om somber te zijn: ze hebben toch alles? Of dat ze zich moeten vermannen: kop op, schouders eronder. Maar dat is nu juist de kern van deze stoornissen: het is geen kwestie van niet willen, ze kúnnen niet meer willen. De “startmotor” is stuk.’

Liever niet doen

  • Een peptalk of advies geven: bekijk het eens van de positieve kant, doe aan reiki, ga op vakantie. Buijssen: ‘Je denkt dat je daarmee helpt. Maar door advies te geven plaats je jezelf boven iemand, en mensen met een depressie hebben al een lage dunk van zichzelf. Bovendien geef je iemand het idee dat zijn probleem eenvoudig op te lossen is.’
  • Ongeduldig zijn: ben je nu nog niet uitgerust/hersteld? Sommige mensen zijn na drie maanden opgeknapt van een depressie of een burn-out, maar het kan ook zomaar twee jaar duren.

Zo help je wél

  • Probeer er voor de ander te zijn, zonder advies te geven.
  • Push met zachte hand om samen iets te doen waarvan je weet dat de ander het vóór zijn depressie of burn-out leuk vond. ‘Vooral mensen met een depressie hebben vaak een zetje ­nodig om tot actie te komen.’
  • Houd contact, ook als je telkens degene bent die het initiatief neemt. Betrek de ander in de alledaagse gesprekken en laat hem of haar meedenken.
  • Een kenmerk van depressie en vaak ook burn-out is een lage eigendunk. Laat de ander dus weten dat je om hem of haar geeft.

Als iemand een kind heeft met een handicap

Ontwikkelingspsychologe Krista Okma, auteur van Oei, er klopt iets niet…: ‘Een kind met een beperking hebben is enorm intensief. Er vallen veel dingen weg, een dagje strand is niet meer vanzelfsprekend. Maar de grootste uitdaging voor ouders is het accepteren van de beperking. Een proces dat altijd doorgaat: op een bruiloft, bijvoorbeeld, beseffen ze met een klap dat hun kind waarschijnlijk nooit zal trouwen.’

Liever niet doen

  • Staren. Dat je blik wat langer blijft hangen is een natuurlijke reactie. Maar blijven kijken is heel vervelend.
  • Relativeren: gelukkig is je andere kind wel gezond, of: fijn dat jullie genoeg financiële middelen hebben om dit te dragen.
  • ‘Ja, dat dachten we al’ zeggen wanneer het kind een diagnose krijgt. Daarmee geef je ouders het idee dat je achter hun rug om over hen praat, en je plaatst zich boven hen.
  • Vragen wat er met het kind aan de hand is, vinden sommige mensen prettig en andere vervelend. Okma: ‘Vaak hangt het ook van de dag en hun humeur af. Van kinderen vinden ze het meestal wel leuk.’

Zo help je wél

  • Spreek uit dat je bang bent de verkeerde dingen te zeggen. Schrijf bijvoorbeeld op het geboortekaartje dat je hen graag wilt feliciteren, maar niet weet of dat passend is.
  • Help met kleine dingen, zoals een avondje oppassen. Zorgen voor een gehandicapt kind is intensief.
  • Laat weten dat je meeleeft. ‘Dat kan bijvoorbeeld ook door te vertellen dat je een boek leest over de stoornis of beperking.’
  • Alle ouders vinden het heerlijk om complimentjes over hun kind te krijgen. Er is altijd wel iets positiefs dat je kunt zeggen als je in de kinderwagen kijkt: wat een schatje, wat een vrolijk kind.

Als iemand in de rouw is

Rouwdeskundige Riet Fiddelaers-Jaspers: ‘Rouwen volgt geen vast patroon, het is heel persoonlijk. Wat bij de een goed voelt, kan bij de ander ­helemaal verkeerd vallen. Je loopt als buitenstaander dus altijd het risico om de plank mis te slaan.’ Toch zijn er wel degelijk algemene adviezen:

Liever niet doen

  • Gevoelens invullen voor de ander, ­zoals: je bent vast heel verdrietig, of boos. Of: ik begrijp je. Fiddelaers-Jaspers: ‘Misschien kun je dat wel zeggen als je hetzelfde hebt door­gemaakt, maar zelfs dan kan het voor een ander heel anders voelen.’
  • Aandringen. Bijvoorbeeld aandringen om langs te komen, of dingen aanreiken zonder te vragen of er behoefte aan is, zoals een boek over rouw. Daarmee geef je de ander een gevoel van verplichting.
  • Voorspellingen doen over het verdriet, zoals: na een jaar gaat het beter, of: het wordt nog veel erger.
  • Oordelen over het rouwproces. Het is in onze ogen bijna nooit goed: iemand is er te veel of te weinig mee bezig, heeft te snel een nieuwe liefde of blijft juist te lang alleen.

Zo help je wél

  • Durf met lege handen te staan. Je bent net zo machteloos als die ander om iets aan de pijn te doen.
  • Vraag wat je voor iemand kunt doen. Geef eventueel suggesties, zoals eten koken of samen wandelen.
  • Deel aardige herinneringen over de overledene, zoals anekdotes en positieve eigenschappen.
  • Houd rekening met de context. ‘Wanneer je iemand voor het eerst tegenkomt sinds het overlijden van een geliefde, en dat is in de rij bij de supermarkt of in gezelschap van vreemden, zeg dan: dit is misschien niet de plek om het erover te hebben. Maar kan ik je straks even bellen of even langskomen?’

Als iemand een fysieke afwijking heeft

Gz-psychologe Bettina Aler, die jarenlang bij de Brandwondenstichting werkte: ‘Wie er anders uitziet, bijvoorbeeld door littekens van een brandwond, een grote wijnvlek of een hazenlip, krijgt veel blikken en reacties op zijn uiterlijk. Ons zelfbeeld wordt mede bepaald door het beeld dat we hebben van ons lichaam, en daarom kunnen opmerkingen daarover gevoelig liggen.’

Liever niet doen

  • Aan een onbekende vragen hoe hij aan dat letsel of aan die afwijking komt.
  • Bagatelliseren: het valt bij jou nog mee, ik ken iemand bij wie het veel erger is; gelukkig leef je nog. Aler: ‘Daarmee geef je het signaal dat die persoon zich aanstelt wanneer hij zich onzeker of ongelukkig voelt.’
  • Ongevraagd raad geven: je moet het leren accepteren. Aler: ‘Laatst hoorde ik van iemand met brandwonden dat een mevrouw in de trein had gezegd: “Je moest eens weten wat plastisch chirurgen tegenwoordig kunnen.” Terwijl diegene bij wijze van spreken zijn 38ste operatie achter de rug had.’

Zo help je wél

  • In plaats van te staren: knik iemand vriendelijk toe.
  • Besef dat het oplopen van brandwonden een zeer traumatische gebeurtenis is. Erover praten roept vaak nare herinneringen op. Vraag dus niet zomaar naar het verhaal achter de littekens.
  • Als je iemand al wat langer kent, stel dan eens een laagdrempelige open vraag: doet dat litteken pijn? Is het lastig eten met een hazenlip? ‘Zo maak je duidelijk dat je je probeert in te leven, en merk je vanzelf of hij erover wil praten of niet.’

Als iemand ongewenst kinderloos is

Denise Hilhorst, auteur van een boek over omgaan met je omgeving bij vruchtbaarheidsproblemen: ‘Een kinderwens is een heel fundamentele wens. Wanneer die (nog) onvervuld is, kan dat een “open zenuw” zijn. Anderen kunnen die onbedoeld raken, met een bepaalde vraag of opmerking, maar ook door simpelweg zwanger te zijn. Ongewenste kinderloosheid kan heel eenzaam voelen in een wereld die is ­gericht op gezinnen. Dat stelt persoonlijke relaties op de proef.’

Liever niet doen

  • Suggereren dat het wel zal lukken als degene in kwestie ‘het maar loslaat’. Hilhorst: ‘Ten eerste kan dat niet, want het gaat nu juist niet vanzelf. Ten tweede geef je mensen zo de schuld van hun eigen kinderloosheid: ze zijn er gewoon te veel mee bezig.’
  • Voordelen benoemen: jullie kunnen lekker stappen/uitslapen/verre reizen maken.
  • Alternatieven aandragen: jullie kunnen altijd nog adopteren (zo eenvoudig is dat overigens niet). Of nog erger: neem een hond.
  • Lollig zijn: ik kom wel even langs om de klus te klaren.
  • Vragen of iemand er nog stééds niet overheen is. Hilhorst: ‘Mensen leren ermee leven, maar dat gebeurt niet van de ene op de andere dag. En het blijft op elke leeftijd een teer punt, bijvoorbeeld wanneer iedereen om hen heen kleinkinderen krijgt.’
  • Vissen naar een kinderwens: wordt dit de babykamer? ‘Wil je het echt weten, vraag dan gewoon of iemand kinderen zou willen of had gewild.’

Zo help je wél

  • Luister naar iemands verhaal, zonder te relativeren of oplossingen aan te dragen. ‘Wat rot voor je’ zeggen is voldoende.
  • Geef af en toe aandacht aan het probleem, bijvoorbeeld op Moederdag of Vaderdag.
  • Nodig diegene gewoon uit voor kinderverjaardagen; mail de verhalen over je kinderen of over de bevalling ook aan hem of haar.
  • Toon begrip als iemand zelf liever de kinderverjaardagen overslaat of niet meteen de eerste weken op kraam­visite komt.
  • Blijf met elkaar praten. Vertel bijvoorbeeld hoe het is om zwanger te zijn, maar vraag ook hoe dat voor de ander is.
Meer over omgaan met andermans verdriet:
– Krista Okma, Oei, er klopt iets niet… Als je kind een beperking heeft, Lannoo, € 24,99 (verschijnt 24 september)
– Denise Hilhorst, Open zenuw. Vruchtbaarheidsproblemen en je omgeving, € 15,-, ­bestelbaar via www.openzenuw.nl