Wie heeft er als kind niet van gedroomd? Een broertje of zusje van dezelfde leeftijd, met wie je altijd kunt spelen, dat je beschermt, dat jouw huiswerk kan maken, met wie je grote verwisseltrucs kunt uithalen. Nooit meer alleen.

Training Houd me vast (voor jou en je partner)
Training

Training Houd me vast (voor jou en je partner)

  • Leer elkaar écht zien en begrijpen
  • Ontdek hoe jullie pijnlijke momenten uit het verleden kunnen loslaten
  • Officiële Emotionally Focused Therapy (EFT) training van Sue Johnson
  • Met het boek Houd me vast van Sue Johnson
Bekijk de training
Nu maar
195,-

Tweelingen hebben altijd tot de verbeelding gesproken en ons ideaalbeeld heeft letterlijk mythologische vormen aangenomen, zoals in de verhalen over Castor en Pollux of Romulus en Remus. En wie smelt niet weg bij het zien van twee identieke, gelijk geklede hummeltjes die broederlijk naast elkaar in de Maxi-Cosi liggen?

We zien ze steeds vaker langskomen. Sinds het eind van de jaren tachtig is het aantal tweelingen flink toegenomen. Dit komt door de hogere leeftijd waarop vrouwen kinderen krijgen – hoe ouder de vrouw, hoe meer kans op een tweeling – en door de moderne technieken om de vruchtbaarheid te stimuleren.

Bij een op de vijftig geboorten komt tegenwoordig een tweeling ter wereld. Grofweg eenderde hiervan is eeneiig, ook wel identieke tweeling genoemd. Eenderde is een twee-eiige tweeling van hetzelfde geslacht en eenderde een twee-eiige tweeling bestaande uit een meisje en een jongen.

De meeste tweelingen roemen de voordelen van hun tweelingschap. De vertrouwdheid, de bijzondere band en het gevoel dat iemand je helemaal begrijpt, zouden ze nooit willen missen. Van eeneiige tweelingen vindt een overgrote meerderheid van 82 procent het leuk om een tweeling te zijn, zo blijkt uit het onderzoek dat Psychologie Magazine uitvoerde onder zestig tweelingparen. Bij de twee-eiigen is dat zelfs negentig procent.

Twee helften, één persoon

Het leven van tweelingen bestaat echter niet alleen uit nachtelijke eetfestijnen en hilarische verwisselgrappen. Tweeling zijn geeft ook specifieke problemen. Pas de laatste decennia komt daar mondjesmaat wat begrip voor, misschien wel doordat het schaarse onderzoek dat gedaan is naar de belevingswereld van tweelingen, grotendeels ondernomen wordt door mensen die zelf deel zijn van een tweeling.

De twee helften van een tweeling worden continu over een kam geschoren. Ze krijgen dezelfde kleren, hebben hetzelfde speelgoed, moeten even laat naar bed, krijgen dezelfde cadeautjes op hun verjaardag (soms zelfs één die ze moeten delen). Nooit heb je iets helemaal voor jezelf, zo blijkt uit de verhalenwedstrijd die wij onder lezers hielden.

Een 27-jarige vrouw schrijft ons dat de leraar op het sinterklaasfeest van de middelbare school voor alle kinderen een gedicht had gemaakt met een persoonlijke noot. Maar voor haar en haar zus samen was er één gedicht. ‘En op partijtjes werd gevraagd: Wat willen jullie drinken? Zei mijn zus vervolgens dat ze niks te drinken hoefde, dan werd aan mij niks meer gevraagd.’

De buitenwereld ziet je niet als twee verschillende mensen, maar als twee helften van dezelfde persoon. Een andere lezer vond het vervelend om ergens binnen te komen en meteen de vraag te horen: En waar is…?

En dan die eeuwige buren en oma’s, die jou en je zus nog steeds niet uit elkaar kunnen houden. Dit geldt vooral voor eeneiige tweelingen, die hetzelfde genetische materiaal hebben en daardoor meestal erg op elkaar lijken.

Het onderzoek van Psychologie Magazine laat zien dat 93 procent van de eeneiige tweelingen als kind door familieleden werd verward. En dacht je dat ouders hun oogappeltjes blindelings uit elkaar weten te houden? Vergeet het maar. Bijna de helft van de ouders verwarde hun tweeling in hun jeugd wel eens met elkaar.

En zelfs honden, met hun extreem goede reukvermogen, schijnen moeite te hebben hun baasje te onderscheiden van zijn identieke tweelingbroer of -zus. De 24-jarige Mirjam schreef dat ze daarom de dominee ook niet geloofde als hij van de kansel riep dat iedereen uniek is. ‘Behalve ik’, dacht ze dan.

Ook als de omgeving wel onderscheid maakt, is er toch altijd weer die vergelijking met de broer of zus. Zoals Irma (39) zegt: ‘Jouw persoon bestaat vooral in contrast met de ander.’ Mensen gaan zoeken naar verschillen om de tweelinghelften van elkaar te onderscheiden.

Irma: ‘De vergelijking valt meestal negatief uit voor één van de twee. Ik heb twee achternichtjes die tweeling zijn. De een is een haantje-devoorste, de ander kijkt meer de kat uit de boom. De eerste wordt gewaardeerd om haar pit en spontaniteit. Dat maakt de ander al gauw ‘niet pittig’ en ‘niet spontaan’ in plaats van bijvoorbeeld afwachtend of rustig.’

Het gevaar bestaat dat de omgeving verschillen gaat overdrijven of gaat zien waar ze eigenlijk niet zijn. De paradox is dan dat juist door de grote nadruk op de verschillen, het eigen karakter van de twee wordt miskend.

Twee-eiigen worden op een andere manier vergeleken dan eeneiigen. Sieka de Wit, als orthopedagoge gespecialiseerd in meerlingen en zelf de helft van een eeneiige tweeling: ‘Van twee-eiigen bestaat vaak een verwachting die ze niet kunnen waarmaken. Ze zijn van dezelfde leeftijd en zitten in dezelfde fase, maar ze zijn verschillend.

Iedereen verwacht dat ze hetzelfde kunnen, maar ze hebben verschillend genetisch materiaal. De een is bijvoorbeeld kleiner en dikker, en kan niet meekomen met de turnprestaties van de ander. Of de een gaat naar de havo, terwijl de ander net vmbo aankan. Dat geeft spanningen.’

Jaloezie en rivaliteit

Niet alleen de buitenwereld maakt vergelijkingen, de tweeling doet er zelf net zo hard aan mee. ‘Ikke ook’, hoort de moeder van een tweeënhalfjarige tweeling de hele dag. ‘Ze willen hetzelfde t-shirt aan, hetzelfde boterhambeleg, verschoning als de ander gepoept heeft en op schoot als de ander op schoot zit.’

Tweelingen zijn vaak in een continue strijd verwikkeld om de aandacht van de ouders. Het is ook niet leuk om te merken dat je moeder iets minder enthousiast reageert op je verhaal, omdat je zus even tevoren precies hetzelfde verhaal heeft verteld.

Dit geeft natuurlijk jaloezie en rivaliteit. Mirjam in haar brief: ‘Ik was vaak jaloers op mijn tweelingzus. In mijn ogen kon zij alles beter dan ik. Nu nog steeds is er die concurrentiestrijd, vooral wat betreft het uiterlijk. Zij heeft er bijvoorbeeld erg veel moeite mee dat ik minder weeg en volgens haar mooier haar heb.’

Training Versterk je relatie
Training

Training Versterk je relatie

  • Leer kijken naar je relatiepatronen
  • Ontdek hoe je negatieve patronen kunt doorbreken
  • Ook in je eentje te volgen
Bekijk de training
Nu maar
55,-

In een poging de rivaliteit te bezweren, maken veel tweelingen een rolverdeling. Om zich te onderscheiden van de ander, zoeken beiden hun terrein waarop ze goed zijn. De negenjarige Hugo zegt: ‘Mijn broer is beter in rekenen, ik ben beter in huiswerk.’

Het is opvallend hoeveel nadruk tweelingen zelf leggen op wie de oudste is. Wat maken die paar minuten verschil nu uit, zou je zeggen. In veel gevallen ontwikkelt de oudste zich tot de dominantste, de wegbereider. Er is een theorie die stelt dat de eerstgeborene niet voor niets als eerste ter wereld kwam. Hij baant letterlijk de weg voor de jongste.

De baby die als tweede wordt geboren, heeft vaker te maken met complicaties als zuurstofgebrek en is dan wat kleiner en zwakker. Is dat de reden dat de eerste vaker haantje-de-voorste is? Of leidt de verwachting van de omgeving ertoe dat hij zich inderdaad gaat gedragen als de dominantere?

Op latere leeftijd kan de taakverdeling soms tot problemen leiden, omdat een van de twee niet de vaardigheden heeft geleerd om met bepaalde zaken om te gaan. Caroline Vons, psychotherapeute, gespecialiseerd in tweelingproblematiek en zelf opgegroeid in een eeneiige tweelingrelatie, ziet in haar praktijk regelmatig cliënten die vastlopen op het werk of in relaties.

‘Dan gaat het meestal om de minst succesvolle van de tweeling, het zwarte zwaantje. Ik zie nooit de meest geslaagde, die tiereliert wel lekker en ervaart geen problemen. Het gaat om degene die erg leunde op de ander, de volger. Dat is vaak jarenlang gecamoufleerd.

Als je broer altijd het voortouw nam, dan heb je niet geleerd hoe je het zelf moet doen. Er was ook geen noodzaak, je kon er rustig achteraan hobbelen: mijn broer regelt het wel. Tot het moment dat een beroep op het zelfstandig functioneren wordt gedaan.’ Dat is vaak op het werk of in een liefdesrelatie. ‘Die ene is dan bijvoorbeeld weinig assertief tegenover de baas, collega’s of partner.’

Wie ben ik nou eigenlijk?

‘Mijn tweelingbroer en ik zijn in het bad met elkaar verwisseld toen we twee weken oud waren en een van ons verdronk, maar we weten niet wie. Sommigen denken dat het Bill was en anderen dat ik het was’, zei de Amerikaanse schrijver Mark Twain ooit.

Onzin natuurlijk, maar het illustreert wel heel mooi een uitdaging waar tweelingen mee te maken krijgen: het ontdekken van hun eigen identiteit. Als je constant te maken hebt met een ‘wandelende spiegel’, is het moeilijker om erachter te komen waar jij zelf ophoudt en de ander begint.

Het proces waarin je ontdekt dat je een eigen identiteit hebt, los van je omgeving, heet het separatie-individuatieproces. Opgroeiende kinderen maken twee fasen door waarin ze ze zich steeds onafhankelijker gaan opstellen. De eerste fase begint wanneer het kind zo’n vijf maanden oud is. Het ontdekt zijn eigen handjes, begint voorwerpen in de kamer te observeren en begrijpt langzamerhand het onderscheid tussen zichzelf en zijn ouders. De tweede fase is de puberteit, waarin kinderen zich gaan afzetten tegen hun ouders en de gevestigde orde.

Tweelingen staan voor nog een derde separatie-individuatieproces – zoals orthopedagoge Sieka de Wit het noemt – waarin ze zich onafhankelijk van de tweelingbroer of -zus moeten gaan opstellen. Dat is niet makkelijk. Al vanaf de baarmoeder is de tweeling samen, vaak in een innige omhelzing. Soms geven ze elkaar dan al kusjes, al heeft dit uiteraard nog niet dezelfde betekenis als later. En wanneer ze in hun wiegje liggen, heeft de een regelmatig de duim in de mond van de ander. Niet verwonderlijk dat het moeilijk is je los te maken uit zo’n symbiotische relatie.

Als je aan een tweejarige tweeling vraagt: Waar zit je neus?, wijzen de kinderen vaak de neus van hun broer of zus aan. Tweelingen zijn ook later met het woordje ‘ik’ dan eenlingen en ze gebruiken later hun eigen naam. Slechts veertig procent van tweejarige tweelingen kan de eigen naam zeggen, tegenover zestig procent van de eenlingen. Typerend is de twee-eiige tweeling Loesje en Yvonne, die beiden over zichzelf spraken als ‘Loesje-vonne’.

Dat de naamsverwarring op latere leeftijd helemaal in orde kan komen, toont de anekdote van de arts Frits de Waal, die op zesjarige leeftijd met zijn tweelingbroer Ad over straat liep. Ze hadden nieuwe overalls gekregen, blauw met een rode kraag en blinkende knopen. Een voorbijfietsende vakantieganger zag Frits lopen en riep hem enthousiast toe: ‘Ha, admiraal!’ Waarop deze direct antwoordde: ‘Nee, Fritsmiraal.’

Tweelingen blijven, vergeleken met eenlingen, ook wat achter in taalontwikkeling. Vierjarigen lopen gemiddeld een half jaar achter op eenlingen. Dit komt doordat tweelingen voor een grotere opgave staan: ze moeten direct in een driehoeksverhouding spreken, terwijl voor andere kinderen de een op een relatie met de ouders simpeler is.

Bovendien blijken moeders van tweelingen zich minder vaak te richten tot elk kind persoonlijk. Tweelingen zijn wel sneller in het reageren op taal, omdat ze vaak moeten wedijveren om als eerste aan het woord te komen. De tweeling ontwikkelt soms een geheimtaal, die alleen zij kunnen verstaan. Dit versterkt eens te meer de symbiotische relatie.

Hulp bij autonomie

Je losmaken uit een symbiotische tweelingrelatie gaat niet altijd zonder strubbelingen. Meestal is er eentje die het initiatief neemt om zich onafhankelijker op te stellen. Soms is dat al heel vroeg. De 39-jarige Wilma werd op vierjarige leeftijd voor het eerst door haar zus in de steek gelaten.

In de kleuterklas was een nieuw jongetje gekomen, Eddy. Hij kwam helemaal uit Engeland en alle kindertjes waren onder de indruk. De kleuters zijn op weg naar het gymlokaal en stellen zich op in rijen van twee. ‘Vanzelfsprekend zoek ik mijn plaatsje naast mijn zusje. Maar als ik haar hand wil pakken, schudt ze me geïrriteerd weg. Haar hand is al bezet. Door die van Eddy.’

Meestal verandert de tweelingrelatie als de leefomstandigheden veranderen, bijvoorbeeld wanneer beiden of een van beiden op kamers gaat wonen of een van de twee een liefdesrelatie krijgt.

Psychotherapeute Caroline Vons: ‘Voor degene die het contact het hardst nodig heeft, is het bedreigend, die voelt zich in de steek gelaten.’ De 19-jarige Hanneke voelde zich een zombie: ‘Ineens gaat je tweelingzus op zoek naar vrijheid, onafhankelijkheid en een eigen identiteit, terwijl jij daar nog niet aan toe bent. Wanhopig probeer je jezelf vast te klampen aan haar.’

Gevoelens van eenzaamheid, angst en dreiging alterneren met gevoelens van vrijheid en opluchting. Orthopedagoge Sieka de Wit kent deze gevoelens uit eigen ervaring: ‘Ik heb het zelf doorgemaakt op mijn achttiende, het is hartstikke zwaar. Pas op die leeftijd kwam ik alleen in een klas terecht. De eerste veertien dagen kon ik alleen maar denken: wat is zij aan het doen? En dit was pas de eerste stap, dat proces heeft tien jaar geduurd.

Het klinkt heel dramatisch, maar pas toen ik op mijn 35e mijn scriptie afmaakte over separatie-individuatie bij tweelingen, had ik het echt afgesloten.’ Sommigen moeten in psychotherapie om hun autonomie te vinden. De veertigjarige Jan kan na therapie eindelijk zeggen: ‘Ik heb je niet meer nodig, maar het is goed dat je er bent.’

Anderen gaan het proces helemaal niet aan. De Wit: ‘Denk aan die twee meisjes een paar jaar geleden in Groningen. De een was ingeloot voor geneeskunde en was al twee jaar aan het werk. Die andere was uitgeloot.

Ze hebben een rechtszaak aangespannen, omdat die ander psychologisch onderuit zou gaan als ze niet samen konden studeren. Ze hebben het nog gewonnen ook. Deze meiden kunnen niet anders. Wat ik daar van vind? Tja, als zij gelukkig zijn… Maar psychologisch is het niet gezond.’

De Wit is bezig met het opzetten van cursussen voor meerlingen. ‘Ik wil ze leren ergens alleen op af te stappen. Je krijgt dan bijvoorbeeld de opdracht om, als je dat nog nooit gedaan hebt, in je eentje kleren te gaan kopen. Om niet de hele tijd te denken: Wat zou mijn zus mooi vinden?’

Ouders van tweelingen wordt geadviseerd hun kinderen zoveel mogelijk als aparte personen te behandelen. Tweelingen die vanaf hun jeugd meer individueel zijn benaderd, blijken minder moeite hebben zich los te maken. Dus, hoe schattig ook, niet dezelfde kleren, geen rijmende namen als Mara en Lara of allitererende als Jut en Jul. Neem ze af en toe apart ergens mee naar toe, zet ze waar mogelijk in een andere klas, en doe ze op een andere sport.

De Wit: ‘Ouders moeten soms ook een beetje doorzetten. Want tweelingen zelf hebben ook de drang om toch weer samen te zijn. Alleen is maar alleen, je bent niet bijzonder. Ouders moeten kunnen zeggen: je zus leert dan wel voetballen, maar jij kunt straks tennissen! Je moet de voordelen van alleen bezig zijn, zichtbaar maken voor je kinderen. Want ze kennen het niet, en wat je niet kent maakt angstig.’

Caroline Vons vult aan: ‘Ouders vinden het vaak moeilijk, ze denken: Wie ben ik om ze uit elkaar te halen? En sommige ouders vinden het ook moeilijk te verdragen dat hun kinderen meer met elkaar hebben dan met hen. Ze voelen zich buitengesloten. Maar als je de kinderen stimuleert vanuit een gevoel van jaloezie en wrok, is het natuurlijk een heel ander verhaal.’

Een kopie als partner

Relaties met anderen kunnen ingewikkelder zijn voor een tweeling. ‘Het tweelingschap is als een experimenteel laboratorium. Wanneer je er een derde bijhaalt, voeg je een ander ingrediënt toe aan het recept’, zo zegt de Amerikaanse schrijfster Nancy Sipes in de Dallas Morning News.

Ze is gescheiden van haar echtgenoot en woont weer bij haar tweelingzuster. ‘Je partner wil de belangrijkste persoon in je leven zijn, en dat is nog wel eens moeilijk bij tweelingen.’

Caroline Vons: ‘Sommige tweelingen zoeken in de relatie met hun partner eenzelfde soort symbiose, een kopie van de tweelingbroer of -zus. Wie niet in de gaten heeft dat hij een herhaling zoekt van wat hij kent, kan forse relatieproblemen krijgen.’

Ook relaties met andere broers en zussen, die zich vaak buitengesloten voelen, en met vrienden zijn soms ingewikkeld. Voor een 24-jarige briefschrijfster was het op de middelbare school een hele schok om te ondekken dat ze zich moest aanpassen aan haar klasgenoten. ‘We hoefden ons nooit aan te passen. We zagen daar ook de noodzaak niet van in. Er was toch altijd een beste vriendin in de buurt en andere vriendinnen voegden zich wel naar ons.’

Soms wordt deze noodzaak pas echt voelbaar als de tweelingbroer of zus wegvalt, bijvoorbeeld door overlijden. Uiteraard is dat voor tweelingen een heel ingrijpende gebeurtenis. Het verlies wordt meestal ervaren als een diep gevoel van eenzaamheid, dat het hele verdere leven beïnvloedt. Dit kan zelfs gebeuren als de tweelingbroer of zus al is overleden bij de geboorte.

Caroline Vons: ‘Ik ken mensen die zich daardoor levenslang incompleet voelen en een diep gemis ervaren. Vooral bij life-events als trouwen of kinderen krijgen missen ze hun overleden tweelingpartner. Dat prenatale contact is blijkbaar heel sterk.’

Er bestaat zelfs een theorie over het Vanishing Twin Syndrome, die stelt dat veel foetussen als tweeling zijn begonnen. In de vroege zwangerschap wordt een van de twee afgestoten. Mensen die levenslang een onbestemd gemis voelen, zouden best wel eens de overgebleven helft kunnen zijn.

Maar ondanks al het verdriet, voelen sommige tweelinghelften ook een vorm van bevrijding als de ander wegvalt. Zoals de 32-jarige Anja, die ontdekte dat het ook voordelen heeft om op eigen benen te staan. Toen ze voor het eerst alleen een opleiding begon, merkte ze dat ze bij haar eigen naam werd genoemd, en ze kreeg zelfs een eigen vriendin. Begin dit jaar is haar zus overleden.

Ze schrijft: ‘Ik ben dus mijn voorbeeld en beste maatje kwijt. Ik ben altijd bang geweest dat ik haar verlies nooit aan zou kunnen, maar ik ervaar dit heel anders, nu het werkelijk zover is. Het biedt nieuwe mogelijkheden.’