‘Ik weet nog steeds niet wie het was die mijn vader heeft gedood. Was ik het? Of was het die geest in mij?’ Vertwijfeld staart de jongen die ik onderzoek mij aan.

Ik vraag me af wat hij wil horen. Iets dat hem vrijpleit, denk ik. Hoe gekker hij immers wordt verklaard in relatie tot zijn delict, hoe minder straf hij waarschijnlijk krijgt.

Voor een ernstig delict als doodslag kan alleen een tbs-maatregel aantrekkelijker zijn dan een lange gevangenisstraf, met het risico dat je na de gevangenis alsnog een kliniek in moet.

Maar tegelijkertijd lijkt hij niets liever te willen dan gezond te worden verklaard. Hij wil zijn oude zelf terug. Zijn zelfbeschikking. Hij smakt, met zijn tong bevochtigt hij zijn lippen.

Zijn gezicht is opgeblazen, zijn lichaam gezet. Allemaal hoogstwaarschijnlijk door bijwerkingen van de anti-psychotische medicatie.

Niet lang geleden, schiet door mij heen, draaiden op straat vrouwen vast hun hoofd naar hem om als hij langsliep. In zijn cel hangt een foto van zijn mbo-diploma-uitreiking. Vijf jaar geleden. Een jonge John Travolta in een wijdvallend pak.

Maar, als je beter kijkt, met een schuchtere, angstige blik. Was dat een voorbode voor de zich manifesterende schizofrenie? Daar leek het wel op. Want vlak daarna laaide de eerste psychose op.

En er volgden er vele. In een mum van tijd trokken ze een verwoestend spoor door zijn leven. Hij weigerde hulp, raakte verslaafd, werd dakloos. Nu is hij gehavend, verward, mist een paar tanden.

Hij kreunt en grijpt naar zijn hoofd. ‘Die geest. Ze moet weg.’ Tijdens zijn laatste psychose is volgens hem de kwaadaardige geest van zijn overleden moeder zijn lichaam binnengedrongen. Zij was erop uit zijn vader te vermoorden.

Dat de man psychoses heeft, is niet gespeeld. Uit alle rapporten, van zowel de politie als de hulpverlening, blijkt dat hij al jaren ziek is. En ook dat hij in de maanden voor zijn delict de kluts volledig was kwijtgeraakt.

Buren hoorden hem hele tirades houden tegen zijn dode moeder. Ook nu nog schreeuwt hij ’s nachts in zijn cel tegen haar. Dat ze moet oprotten.

Hij tegenover de overweldigende kracht van zijn psychoses herinnert mij aan het beeld van een machteloos, nietig mensje tegenover een verpletterende natuurkracht.

Ik moet denken aan hoe vreselijk gefrustreerd ik als kind werd van fietsen met tegenwind. De enige manier voor mij om niet wanhopig huilend af te stappen en op de grond te gaan zitten, was om de wind een menselijk gezicht te geven. Ik verbeeldde me een mannetje dat mij omver wilde blazen. Zo werd de kracht behapbaar.

Tijdens het onderzoek vecht de jongen tegen zijn psychose, die het gezicht van zijn moeder heeft. Uiteindelijk moet en zal hij van haar winnen. ‘Ik weet het nu zeker,’ zegt hij in de laatste onderzoeksweek.

‘Ik was het die besliste dat mijn vader dood moest. De stem van mijn moeder had er niks mee te maken.’ Dat we hem desondanks het predicaat sterk verminderd toerekeningsvatbaar gaven, vond hij onverteerbaar.