‘Het is veel leuker dan jij dacht,’ zei je, ‘kijk maar.’ Met de telefoon liet je me de hal zien, die mooie trap, de kleine kamers boven. De makelaar zwaaide.

Intuïtie: waarom we meer weten dan we denken

Intuïtie: waarom we meer weten dan we denken

De een zweert erbij en leeft vol vertrouwen op zijn gevoel, de ander doet het af als zweverige onzin...

Lees verder

Nee, uitgesloten dat er nóg een kijkmoment kwam; dan had ik er nu meteen bij moeten zijn. We begrepen toch wel dat de markt ook in Zeeland oververhit was? En donderdag vóór 12 uur moest er een bod liggen, als we het huis wilden.

Instagram-spiri’s beweren graag dat intuïtie onze allerbeste raadgever is, en dat je beter naar je gevoel kunt luisteren dan naar je verstand. Daar ben ik meestal nogal sceptisch over – als onze-lieve-heer niet had gewild dat we onze hersens gebruikten, had hij wel iets anders in ons hoofd gestopt.

En toch nemen we de belangrijkste beslissingen op gevoel. Een kinderwens, de keuze voor een partner, een baan: je kunt er eindeloos over delibereren, maar uiteindelijk hakken je emoties de knoop voor je door.

Dat is niet voor niets. Ons systeem voor ‘thinking slow’, zoals Nobelprijswinnaar Daniel Kahneman het noemt, is simpelweg te traag om alle factoren rationeel af te wegen bij complexe beslissingen.

Het onbewuste denken is daar veel geschikter voor: snel, associatief, emotioneel, gebaseerd op de talloze indrukken die vergelijkbare situaties eerder in je leven hebben achtergelaten, onbewust opgeslagen in je lichaam en je geheugen.

Dat maakt intuïtie nog niet tot een probleemloze gids. Ons onbewuste denksysteem is wel snel, maar ook foutgevoelig: het laat zich makkelijk meeslepen door vooroordelen en gemakzuchtige associaties. Gevoel zonder verstand, daar komen ongelukken van.

Maar verstand zonder gevoel, daar word je zéker niet gelukkig van. En zo kocht ik dus een huis dat ik nog nooit gezien had, op een plek die ik alleen van vakanties kende, op twee uur rijden van ons oude leven.

Nog geen school gecheckt, nog geen idee wie er naast ons woonden. We zouden de kinderen ervoor ontwortelen, ons stadse leven uitzwaaien, een hele container aan spullen moeten wegdoen om erin te passen, en ik wist niet eens niet hoe het zonlicht in de kamer viel of hoe het rook in de kelderkast.

Maar ik vertrouwde op de trilling van jouw stem in de telefoon – ik ken je tenslotte al twintig jaar. En ik luisterde naar het stemmetje vanbinnen.

En raad eens?

Dat had het bij het rechte eind.