De Utrechtse psychologen Geert Panhuysen en René van Hezewijk wijzen er echter op dat zo’n positief resultaat niet altijd wordt bereikt. Met name de mensen die relatief veel negatieve woorden gebruiken in hun epistels, lijken achteraf weinig op te knappen. De onderzoekers denken dat dit te maken kan hebben met het stemmingsafhankelijke geheugen. Dit houdt in dat iemand die zich ellendig voelt, zich vooral vervelende voorvallen herinnert, terwijl een gelukkig persoon vooral blije gebeurtenissen te binnen schieten. Panhuysen en Van Hezewijk speculeren dat deze stemmingsafhankelijkheid ongewenste gevolgen kan hebben voor een somber iemand die over een trauma schrijft. De neerslachtige stemming zal de aandacht voor de negatieve consequenties van het trauma vergroten. De kans is aanwezig dat men de spoken uit het verleden niet verjaagt, maar juist oproept. Het schrijven over pijnlijke momenten in het eigen verleden is alleen nuttig als men zich in het huidige leven niet te veel ziet als passief slachtoffer van het verleden.

(The (non)expression of emotion in health and disease,

Internationale conferentie Katholieke Universiteit Brabant, 9-11 juni 1999)