Op een zondagavond afgelopen zomer kwam ik mezelf tegen. We waren een weekend weggeweest met de hele redactie en op de terugreis zat ik naast collega H. Terwijl zij zich verkneukelde op het weerzien met man en kinderen, welde er bij mij vooral anticiperend gemopper op.
Wat is je Big Five-persoonlijkheidstype?
Wedden dat mijn dochter de hamsterkooi niet had verschoond? Wedden dat mijn man die verzekeringspapieren was vergeten? En dan moest ik verdorie morgenavond weer naar yoga, stond er voor dinsdagavond een etentje gepland en wist ik nu al dat ik op mijn ‘vrije’ woensdagochtend heen en weer zou rennen tussen wasmachine en schoolkrantredactie.
‘Dan zeg je toch iets af,’ zei collega H.
Dat was niet het antwoord dat ik had verwacht. Afzeggen?
‘Dan draai je woensdag toch gewoon géén was,’ ging H. door.
Ik keek maar eens de andere kant op. Dit gesprek beviel me niet.
‘Maar wat doe je dan als een vriendin je woensdagochtend vraagt of je meegaat koffiedrinken?’ drong H. aan.
Nou, nee zeggen dus. Niks koffiedrinken terwijl thuis de was wacht.
‘Tjonge,’ zei H.
Consciëntieus type
Ik ben een consciëntieus type. Ik scoor hoog op zorgvuldigheid, een van de vijf dimensies uit het zogeheten Big Five-model. Dat model gaat ervan uit dat je ieders persoonlijkheid kunt beschrijven aan de hand van zijn of haar score op vijf factoren. Het geldt sinds eind vorige eeuw wereldwijd als standaardinstrument om iemands ‘grondstructuur’ weer te geven.
Het barst van de Big Five-vragenlijsten op internet en het is altijd leuk om jezelf te testen, dus kan ik mijn profiel inmiddels dromen. Bij drie van de vijf dimensies beland ik altijd ergens rond het midden van de schaal, wat me behoorlijk doorsnee maakt.
Zo eindig ik meestal als een matige extravert, scoor ik doorgaans vrij vriendelijk en ben ik ook redelijk emotioneel stabiel, al zou het een tikje zorgelozer mogen. Op de dimensie intellectuele autonomie – ook ‘openheid voor ervaringen’ genoemd – scoor ik behoorlijk hoog, maar dat mag niet verbazen; in de journalistiek zijn een brede interesse en kritische instelling basisvereisten.
Maar dan is daar dus iedere keer weer die giga-piek bij zorgvuldigheid. Ordelijk, plichtsgetrouw, principieel – zomaar wat woorden die bij deze hoge score horen. En inderdaad: ik bén zo iemand bij wie het wc-papier nooit op is, die nooit rood staat en nooit groene restjes achter in de koelkast vindt. Mijn huis wordt door spaarlampen verlicht en als ik een reis boek, kan ik op de dag van vertrek altijd de tickets vinden. Dat is bij collega H. wel anders, weet ik toevallig.
Maar dat was een schrale troost op die zondagavond afgelopen zomer, toen ik al bij voorbaat moe was van de week die komen ging. Ineens wist ik zeker: wat ik nodig had was niet nóg meer grip en overzicht, maar meer nonchalance!
Zo af en toe de boel de boel laten, net als collega H., die lekker nieuwe laarzen gaat kopen als het leven even tegenzit. Kortom: ik moest mijn persoonlijkheid veranderen.
Alleen, kan dat?
Op die vraag zouden ook deskundigen graag het antwoord weten, ontdekte ik al snel. Weliswaar is uit onderzoek onder tweelingen gebleken dat onze eigenschappen maar voor ongeveer de helft genetisch bepaald zijn. Maar over de vraag wat de verdere afwerking bepaalt en wanneer die plaatsvindt, bleken de meningen nogal te verschillen.
Om met de laatste vraag te beginnen: volgens sommige psychologen is onze persoonlijkheid al rond ons vijfde ‘uitgehard’. Anderen stellen dat het tot en met de puberteit nog alle kanten op kan, maar dat mensen halverwege hun twintigste toch wel hun definitieve karakter te pakken hebben. Als ik hen mag geloven, ben ik als veertiger dus belachelijk laat met mijn bijstelwens.
Gelukkig vond ik ook meer recent onderzoek dat deed vermoeden dat mijn persoonlijkheid wel degelijk nog kon evolueren. Sterker, de Amerikaanse persoonlijkheidspsycholoog Brent Roberts betoogt sinds een paar jaar met stelligheid dat het niet alleen zo is dat mensen op latere leeftijd kúnnen veranderen; bijna iedereen dóét het ook!
Langlopend onderzoek toont volgens Roberts aan dat vrijwel niemand op zijn tachtigste nog exact dezelfde Big Five-score heeft als op zijn dertigste.
Steeds prettiger persoon
Wel gebeurt dat veranderen grosso modo volgens hetzelfde patroon. Dat wil onder andere zeggen dat de meeste mensen in de loop van hun volwassen leven sluipenderwijs een stuk vriendelijker worden, en dat onze emotionele stabiliteit zich ook overwegend in gunstige richting ontwikkelt. ‘Sociale rijping’ noemt Roberts deze opwaartse beweging – de meeste mensen worden in de loop van hun leven gewoon geleidelijk aan een prettiger persoon.
Dit ben ik
Ben je veerkrachtig of meer een tobber? Pietje-precies of een ras-chaoot? Ontdek welke eigenschappen...
Lees verderEn om het nog leuker te maken: het is volgens Roberts niet zo dat iedereen in de loop van zijn leven ongeveer evenveel in dezelfde richting opschuift, waardoor bij onderlinge vergelijking het netto-effect nul is.
Dat de meeste mensen in de loop van hun leven bijvoorbeeld hoger gaan scoren op zelfbewustzijn (een subtrekje van extraversie), wil dus niet zeggen dat het grijze muisje van de klas schoolreünie na schoolreünie de stilste zal blijven, hoe assertief ze zich ook ontwikkelt.
De een kan sterker veranderen dan de ander, zodat het zelfs tot de mogelijkheden behoort dat de klassenkoningin van weleer na twintig jaar haar troon moet afstaan aan een oud-muis.
Hoopgevend onderzoek dus voor bleuaards en angsthazen – maar voor mij als hoog-consciëntieuze heeft Roberts minder goed nieuws. Gemiddeld maakt namelijk ook onze zorgvuldigheid jaar na jaar een stijging door. Erger: het is de enige trek die nog tot vér na ons zestigste sterker wordt!
Goeie help, wat staat me dan nog te wachten?
Zomaar dure laarzen kopen
Ontwikkelingspsycholoog Marcel van Aken moet een beetje lachen om die vraag. En volgens de boekjes heeft de Utrechtse hoogleraar daar helemaal gelijk mee.
Consciëntieuze mensen doen het namelijk in allerlei opzichten beter dan hun lakse tegenhangers; ze zijn gezonder, hebben meer plezier en succes in hun werk, en worden gezien als slim en betrouwbaar. Wat wil een mens nog meer?
Zomaar op een achternamiddag duifgrijze suède knielaarzen kopen die veel te duur en belachelijk onpraktisch zijn, zucht ik.
O, maar dát is een ander verhaal, antwoordt Van Aken. Daarin klinkt eerder een verlangen door naar een zekere onbezorgdheid, die bij mij ontbreekt doordat ik op een andere factor níét hoog scoor. ‘Het idee bij de Big Five is in principe namelijk dat een score nooit te hoog kan zijn,’ legt hij uit. ‘Hoe extraverter, stabieler, aardiger enzovoorts je bent, hoe beter dus.
Als jij voor jouw gevoel last hebt van overdreven voorzichtigheid en verantwoordelijkheidsgevoel, is dat dus niet doordat je zo hoog scoort op zorgvuldigheid, maar doordat je dat waarschijnlijk combineert met een lagere score op een andere eigenschap. Zo kan een combinatie van hoge consciëntieusheid en een lagere emotionele stabiliteit tot pijnlijk perfectionisme leiden.’
Overcontroller
Dat is een bekend verschijnsel, vervolgt hij. ‘We hebben na onderzoek onder schoolkinderen ooit het persoonlijkheidstype van de overcontroller gedefinieerd: kinderen – meestal meisjes – die een hoge score op vriendelijkheid en zorgvuldigheid paren aan een lage score op emotionele stabiliteit.
Die meisjes zijn heel vlijtig en willen graag aardig gevonden worden, maar ze hebben moeite met de spanningen die daarmee gepaard gaan. Zo’n persoonlijkheidstype heeft dan ook een hoger risico op chronische vermoeidheid.’
Hmm… Ik geloof niet dat ik nou overdreven graag aardig gevonden wil worden. Maar sippen en simmen kan ik inderdaad goed. Misschien steekt er inderdaad een kleine overcontroller in me. Oké dan – maar kan ik ook wegkomen uit die hoek door aan mijn emotionele stabiliteit te werken?
Marcel van Aken lacht weer. ‘We weten inmiddels inderdaad wel dát eigenschappen kunnen veranderen, maar nog steeds niet goed waardóór. Ik kan je dus helaas niet vertellen hoe je gericht aan je persoonlijkheid kunt sleutelen.’
De hoogleraar bespeurt kennelijk mijn teleurstelling, want hij sluit het gesprek af met de opmerking dat het in ieder geval aantoonbaar wél mogelijk is je ‘persoonlijkheid in actie’ te veranderen. ‘Dat wil zeggen dat je bewust anders leert handelen dan je persoonlijkheid je ingeeft. Je primaire reacties zullen daar nooit helemaal door verdwijnen, maar je kunt ze wel beter hanteren.’
Je impulsen negeren
Hmm. Ik voel me toch niet echt bemoedigd. Maar dat is volgens Stanford-psychologe Carol Dweck precies de reactie waarmee ik altijd in mijn overgeorganiseerdheid zal blijven hangen.
Alleen door te geloven dat het anders kan, wordt verandering namelijk mogelijk. Dat is de boodschap die ze distilleert uit decennia van onderzoek naar het effect dat ‘zelfopvattingen’ op ons functioneren hebben.
We hechten tegenwoordig overdreven veel belang aan tests, stelt Dweck; of het nu om Big Five-onderzoeken of iq-tests gaat, we vatten de uitslag als definitief oordeel op. En dat leidt tot self-fulfilling prophecy’s; we gaan leermomenten mijden omdat we ‘nou eenmaal niet zo slim’ zijn of ‘gewoon geen rappe tong’ hebben.
Stop met testen, stop die zelfbeperking! zegt Dweck. Het heeft veel meer zin naar jezelf te kijken als iemand die zijn leven lang nog nieuwe dingen kan leren. Wie dat eenmaal als uitgangspunt aanneemt, durft namelijk makkelijker nieuwe, ‘enge’ dingen te proberen, met als gevolg een hele cascade aan nieuwe ervaringen en reacties.
Training Leer loslaten
- Leer accepteren in plaats van vechten
- Leer de controle los te laten
- Leer te leven volgens je waarden
79,-
Inderdaad, zegt Dweck, op termijn zou zo’n ‘feedback-lus’ best weleens tot een andere Big Five-score kunnen leiden – maar zoals gezegd is ze niet dol op tests, dus echt hardmaken kan ze die suggestie niet.
Mijn laatste aarzelingen worden weggenomen door de juichende verhalen die ik op internet vind. Het miegelt er van de mensen die beweren hun leven geweldig opgepimpt te hebben door zich bewust anders te gedragen dan hun persoonlijkheid ze ingeeft. Onder hen psycholoog Brian Little, naar eigen zeggen ‘een klassieke introvert’ – wat in Amerika ongeveer hetzelfde is als opbiechten dat je onder je hemd schurftige plekken verbergt.
‘De eerste laag van onze persoonlijkheid is weliswaar zwaar genetisch bepaald,’ betoogt Little in een interview in Harvard Magazine, ‘maar onze hersenen hebben een neocortex ontwikkeld, die ons in staat stelt die biologische impulsen te negeren en op een andere manier te handelen.’
Waarop hij vertelt hoe de liefde voor zijn vak hem ertoe heeft gebracht zijn natuurlijke neiging tot terughoudendheid te onderdrukken en dingen te proberen die hij als behoorlijk ‘out of character’ ervaart.
Voor een zaal vol mensen gaan staan en flitsende colleges geven, bijvoorbeeld. Niemand, zegt hij, die inmidels nog ziet dat de man achter de katheder geen echte extravert is. Het lijkt erop dat hij gelijk heeft; een paar jaar geleden werd hij uitgeroepen tot een van de populairste hoogleraren van Harvard.
Oefenen, oefenen
Oké dan. Impulsen negeren. Wat betekent dat in mijn geval? Pizza halen als het laat is geworden op mijn werk. Rekeningen ongeopend op mijn bureau gooien – morgen is er weer een dag.
Een eerste oefengelegenheid dient zich diezelfde dag nog aan. Tijdens een lunchwandeling zie ik het perfecte truitje hangen voor mijn dochter. Maar mijn strenge zelf zegt meteen: a) niet nodig; b) niet goedkoop. Het uitgelezen moment dus voor de testvraag: Wat zou H. doen?
Toeslaan, gok ik, en ik trek ferm mijn portemonnee. Om vervolgens de hele terugweg lang achtervolgd te worden door argument c: tegenwaarde driehonderd mazelenvaccins voor Afrika. Natuurlijk, zo’n stem kan ik leren negeren. Maar of dít nou precies is wat ik zocht?
Misschien is met geld smijten iets te veel ‘out of character’ voor mij, besluit ik. Misschien kan ik het beter in een andere hoek zoeken. Wat te denken van een anti-perfectionisme-offensief? Eters uitnodigen en pas een half uur voor hun komst de keuken in duiken, bijvoorbeeld.
Koks van mijn slag gaan namelijk voor de zorgvuldige mise-en-place: tevoren snijden wat gesneden kan worden en bakken wat al in de oven kan, zodat de gasten me alleen nog achteloos basilicum zien plukken in een keuken die alweer aan kant is.
Deze zaterdag doe ik het dus op z’n H.’s. Ik installeer me met de krant op de bank en verplicht mezelf tot kwart over zes te blijven zitten. Dat valt nog niet mee. Tegen de tijd dat de schort om ‘mag’, voel ik een heuse zenuwknoop in de maagstreek. De bel gaat net als ik de graten uit de vis peuter. Prompt laat ik er een paar zitten. Het werkt ook niet echt lekker dat de gasten de doorgang tussen spoelbak en fornuis blokkeren.
Maar dat ‘zie je wel’ maakt plaats voor een voorzichtig ‘zo kan het ook’ als de grote bups besluit de legobouwsels van dochter te bewonderen. Zij straalt onder zoveel onverwachte aandacht – en ondertussen ontdek ik dat het al roerend goed bijpraten is met die ene behulpzame vriend die zich over het hakblok heeft ontfermd. Deze impulscorrectie is best voor herhaling vatbaar.
Hoe zou mijn zus dat doen?
Maar het is op een heel ander terrein dat de ‘out of character’-aanpak definitief zijn waarde bewijst. Het gebeurt als ik zit te spelen met een puzzeltje van mijn dochter, waarbij grillig gevormde figuurtjes naadloos in een kader gepast moeten worden. De eerste stukjes gaan steeds razendsnel, maar telkens als ik denk dat ik er ben, willen de laatste stukjes nét niet.
Ik voel hoe mijn wangen beginnen te gloeien. Woede! Smijtneigingen! Al die slechte subtrekjes die maken dat ik nooit hoog zal scoren op vriendelijkheid of emotionele stabiliteit. Maar vlak voor ik het doosje door de kamer gooi, zegt een stemmetje in mijn hoofd: ‘Wat zou je zus doen?’
Mijn zus. Die zou de vormpjes eerst eens kalm opnemen en dan met één stukje beginnen. Als we dat nou eens hier leggen, hoe zou je de andere stukjes dan kunnen plaatsen? Dit stukje past dan nog hier, maar dat niet meer daar. Stukje één in die hoek gaat dus niet. Maar als we het nou eens daar neerleggen? Dan kan het tweede zo, en het derde zo, en dan leggen we nummer vier…
Zo zou mijn zus dat doen, rustig en rationeel. En dus doe ik het nu ook zo. En zie, het wonder geschiedt. Ik los het puzzeltje op. En daarna, in een andere constellatie, nog eens. Ik doe als mijn zus en ik kan ineens iets heel nieuws! Dat biedt ongekende perspectieven. Wat kan het me dan nog schelen hoe mijn grondstructuur in de tussentijd veranderd is. Een andere ‘persoonlijkheid in actie’ is al heel wat.
Extra: doen alsof is een goed begin
‘Fake it till you make it.’ Het is een cliché van jewelste, maar volgens onderzoekers als Carol Dweck zit er een grond van waarheid in. Door je te gedragen als iemand die hoog scoort op een bepaalde trek, doe je nieuwe ervaringen op en wordt de interactie met je omgeving anders, waardoor het spel steeds meer realiteit wordt; je wordt daadwerkelijk extraverter, stabieler, opener, noem maar op. Maar welk gedrag hoort dan bij hoge Big Five-scores? Een paar hints:
– Mensen die hoog scoren op extraversie zijn ondernemend en energiek. Ze houden van gezelschap, lachen graag, zijn geïnteresseerd in anderen en open over zichzelf.
Wilt u uw extraversie wat aandikken, maak dan eens ‘een praatje om het praatje maken’. Stel vragen en reageer enthousiast op de antwoorden; vertel uit uzelf een anekdote; glimlach en knik vriendelijk tegen uw gesprekspartner – echt, dat is allemaal lang niet zo overdreven als u denkt.
– Mensen die hoog scoren op vriendelijkheid zijn hartelijk, hulpvaardig en royaal. Ze gunnen mensen het voordeel van de twijfel en zijn vergevingsgezind.
Zou u graag wat vriendelijker worden? Laat eens iemand voorgaan bij de kassa – en beloon het met een gulle glimlach als een ander u zo behandelt. Vraag collega’s of kennissen vaker hoe het met ze gaat, en bied hulp aan als dat van toepassing lijkt. Check hoe vaak u wantrouwende gedachten koestert over anderen, en onderzoek of die achterdocht altijd terecht is.
– Mensen die hoog scoren op intellectuele autonomie zijn ruimdenkend, creatief en scherpzinnig. Ze hebben een brede interesse en durven hun eigen oordeel te vellen.
U oefent die autonomie door u aan te wennen kritischer door te vragen – een vriendelijk ‘Is dat nou wel echt zo?’ is het begin van een onafhankelijke geest. Vraag u af wat voor u echt belangrijke overtuigingen zijn en bewaak die voortaan bewuster. Sta uzelf wat vaker toe de gebaande paden te verlaten en invallen te volgen.
– Mensen die hoog scoren op zorgvuldigheid zijn efficiënt en geordend. Ze houden zich aan deadlines, komen afspraken na en handelen zelden in een opwelling.
U traint uw zorgvuldigheid bijvoorbeeld als u tijdens een overleg aantekeningen maakt en besluitenlijstjes opstelt. Investeer in een agendasysteem dat voor u werkt, introduceer overal waar wanorde heerst gelabelde manden en mappen zodat ordenen minder tijd kost, en laat uw creditcard thuis als u gaat winkelen.
– Mensen die hoog scoren op emotionele stabiliteit zijn zelfverzekerd, besluitvaardig en rationeel. Ze laten zich niet snel van hun stuk brengen en weten wat ze willen.
U zult zich beslist stabieler gaan voelen als u zich aanleert ‘stop’ te zeggen tegen piekergedachten en alle tobberijtjes van een dag op te sparen voor één daarvoor gereserveerd halfuurtje. Dwing uzelf dan niet alleen na te denken over al uw problemen, maar ook over oplossingen. Ook een dagboek bijhouden kan veel inzicht en rust opleveren.
Benieuwd wat uw persoonlijkheid is? Vul de Big Five vragenlijst in op psychologiemagazine.nl/tests
Veranderen in stapjes
Wees mild voor uzelf. U kunt iets nog niet – u gaat het leren! Vertrouw erop dat dat mogelijk is, en oordeel tot het zover is niet te hard over foutjes.
Bereid u voor. Verwacht niet van uzelf dat u ter plekke gedrag dat out of character is, kunt improviseren. Hangt er veel van af, bedenk dan van tevoren de grappen die u gaat maken, de vragen die u gaat stellen.
Benader het als een toneelstuk – en neem uw rol serieus. Wat moet u doen om overtuigend iemand neer te zetten die extravert, stabiel of autonoom is? Hoe kijkt, spreekt, beweegt zo iemand? Probeer in gedachten een levendig beeld op te roepen van uzelf terwijl ú zo doet en herhaal dat ‘filmpje’ totdat het natuurlijk oogt. Grote kans dat u straks zo handelt.
Las pauzemomenten in. Hoe vreemder een rol voor u is, hoe meer energie het van u zal vergen. Niemand kan een dag lang een totaal andere persoonlijkheid veinzen. Als ‘pseudo-extravert’ mag u bijvoorbeeld best even halverwege een trouwfeest de deur uit glippen om in eenzaamheid een ommetje te maken.