Yeah, I did it! Mijn belastingaangifte ging dit jaar al halverwege maart de deur uit. Best een juichkreet waard, want liefst 1,1 miljoen belastingplichtigen in Nederland overschreden vorig jaar de inzendtermijn van 1 april. Een groot deel van die treuzelaars liet het bovendien op aanmaningen aankomen. En dat kan een dure grap worden.

Ik ben dan ook een plichtsgetrouw en geordend mens. Hier liggen de pensioenpapieren, daar de kinderopvangpost. Dagafschriften van de bank? In die map, altijd direct uit de envelop opgeborgen. Mij kun je niet betichten van de neiging tot morgen te laten liggen wat vandaag gedaan kan worden.

Hoewel – ik fiets al weken rond met een pomp in mijn tas. Mijn achterband is poreus, voor elke rit moet hij bijgevuld worden. Ik had er allang een nieuwe op moeten zetten, dat zou een boel ergernis schelen. Maar dat is zo’n gedoe… en wanneer moet ik die nieuwe band in vredesnaam kopen… en twee keer per dag pompen kost altijd nog minder tijd dan het achterwiel demonteren… Mañana.

Verontrustende groei

Uitstelgedrag. Bijna iedereen heeft er wel eens last van. Als we niet treuzelen met de belastingaangifte, dralen we wel met rekeningen betalen, tentamens voorbereiden, ons pensioen regelen of op tijd aan nageslacht beginnen. Allemaal dingen waarmee we onszelf akelig in de vingers kunnen snijden. De laatste twee nalatigheden zullen ons volgens deskundigen op termijn bovendien grote maatschappelijke problemen opleveren.

Alleen al om die reden is het verontrustend dat de Canadese organisatiepsycho­loog Piers Steel onlangs meldde dat het aantal uitstellers lijkt te groeien. Preciezer geformuleerd: uit een meta-analyse concludeerde hij dat steeds meer mensen zich in zelfrapportages uitstelgedrag toedichten. Tussen 1982 en 2005 bleken de scores met maar liefst 53 procent gestegen.

Natuurlijk zijn daar kanttekeningen bij te plaatsen. Bijvoorbeeld dat tussen 1982 en 2005 ook het nodige veranderde in de manier waarop wij leven. Door efficiency-operaties is de werkdruk flink gestegen, een groeiend aantal mensen combineert een carrière met kinderen en de staat verwacht meer zelfredzaamheid van ons. Geen wonder dat we dan wel eens iets laten liggen. Tegelijkertijd maakt de toenemende informatisering het een stuk lastiger dat te maskeren. Een e-mail pas na drie dagen beantwoorden oogt heel wat slomer dan een brief drie dagen laten wachten.

Het kan dus best zijn dat het aantal mensen dat tot uitstelgedrag neigt an sich niet is gegroeid, maar wel het aantal mensen bij wie die neiging door de omstandigheden tot expressie komt. Sterker nog: een groot deel van de mensen die zichzelf schuldbewust van uitstelgedrag betichten, is au fond misschien wel helemaal geen uitsteller; de kans is groot dat ze ‘alleen maar’ overbelast zijn, en het hoofd slechts boven water kunnen houden door sommige dingen op de lange baan te schuiven.

Gierende banden

Maar laten we het probleem niet bagatelliseren. Want al gelooft niet iedereen dat het aantal uitstellers groeit, de meeste onderzoekers zijn het er wel over eens dat ongeveer 20 procent van de mensen de neiging heeft de dingen ook voor zich uit te schuiven als ze níét overbelast zijn. Zij vertonen structureel uitstelgedrag, zelfs als het gaat om dingen die echt geen uitstel dulden.

Dit zijn de mensen die het bij de Belastingdienst op boetes laten aankomen, alarmerende bankpost negeren en de apk-keuring van hun auto laten verlopen. Die tijdens hun studie bij ieder tentamen weer met gierende banden door de bocht gingen en in hun baan regelmatig tegen hun baas moeten zeggen dat dat rapport, sorry!, nog niet af is.

Procrastination noemen de onderzoekers uitstelgedrag in dat geval – procrastinatie, in goed Nederlands. Letterlijk betekent dat ‘de neiging om dingen naar morgen te verplaatsen’, maar pro­crastinatie klinkt natuurlijk een stuk ernstiger.

En ernstig ís het. Tenminste, dat stellen de auteurs van de talloze zelfhulpgidsen die de afgelopen jaren in de Verenigde Staten van de drukpers rolden. Typ op een boekensite als Amazon ‘procrastination’ in en ze spatten van het scherm, titels als Overcoming doubt, fear and procrastination, Beat procrastination and make the grade en Living without procrastination.

De teneur van deze boeken: procrastinatie is niet zomaar een slechte gewoonte of een blijk van luiheid. Nee, wie zichzelf keer op keer in de vingers snijdt door taken eeuwig voor zich uit te schuiven, lijdt aan een serieuze aandoening die een diepgravender aanpak vereist dan een cursus timemanagement. Procrastinators stellen die taken namelijk eindeloos uit omdat doen wat van ze verwacht wordt voor hen nóg erger is dan de straf die op uitstel staat.

Autoritaire ouder

Een klassieker in dit diepgravende genre (‘more than 100.000 copies in print!’) is Procrastination. Why you do it, what to do about it (1983) van Jane Burka en Leonora Yuen. Het Californische therapeutenduo schreef dit boek op basis van jarenlange ervaring met problematische uitstellers. Hun stelling: procrastinatie is ‘een manier om een kwetsbaar gevoel van eigenwaarde te beschermen’. En je kunt er alleen van afkomen door naar de wortels van dat gevoel te spitten.

Volgens Burka en Yuen kun je procrastinators grofweg in twee hoofdtypen onderverdelen: de dwarse en de angstige. De eerste heeft volgens hen zó’n behoefte aan het gevoel baas over eigen leven te zijn, dat hij zelfs ‘nee’ zegt wanneer hij alles heeft te winnen bij een ‘ja’. Dikke kans dat daar pijnlijke ervaringen met een autoritaire ouder achter schuilgaan.

Het andere hoofdtype, de angstige, kent volgens het therapeutenduo twee varianten: de ene is bang om te falen, de ander juist om te slagen. Beiden lijden onder een gebrek aan zelfvertrouwen en aan een vorm van alles-of-nietsdenken. En beiden kunnen dat in de regel terugvoeren op hun jeugd; hun ouders hechtten bijvoorbeeld te veel waarde aan de prestaties van hun kind, of hadden juist helemaal geen vertrouwen in diens kunnen.

Variant één – ook wel de faalangstige perfectionist genoemd – zou daardoor zó bang zijn geworden niet te kunnen waarmaken wat van hem of haar verwacht wordt, dat hij liever de deadline negeert dan ‘onaf’ werk te leveren. Want een niet-perfecte prestatie staat gelijk aan een waardeloze prestatie, en dat betekent liefde ver­liezen.

Ook kunnen faalangstigen zó tegen een taak opzien dat ze er veel te laat aan beginnen. Die ‘strategie’ levert ze meteen een mooie manier op om hun zelfbeeld overeind te houden: ‘Oké, het resultaat is niet geweldig, maar dat komt vooral doordat ik te weinig tijd had.’ Iets niet echt geprobeerd hebben is voor deze mensen minder ondraaglijk dan iets wél geprobeerd hebben en vervolgens te falen.

Variant twee, de ‘slaagangstige’, vreest vooral dat er een straf staat op het leveren van goede prestaties. Hun waarde op de relatiemarkt zou er bijvoorbeeld door kunnen dalen (‘mannen houden niet van succesvolle vrouwen’) en minder fortuinlijke vrienden konden zich wel eens van hen afkeren (‘je hebt het wel érg hoog in je bol sinds die promotie’). Ook kan de angst een rol spelen dat ze met één goede prestatie meteen het streefniveau voor de rest van hun leven bepalen – en dat ze daar nooit meer aan zullen kunnen voldoen.

Genetisch bepaald

Mooie theorieën, maar werkt het echt zo? Wendelien van Eerde heeft er haar twijfels bij. Deze arbeids- en organisatiepsychologe van de tu Eindhoven liet onlangs een meta-analyse los op alle literatuur die ze kon vinden over de persoonlijkheidskenmerken van procrastinators, en kwam tot de conclusie dat problematische uitstellers één ding gemeen hebben: ze scoren laag op Conscientiousness ofwel Zorgvuldigheid.

Zorgvuldigheid is één van de vijf eigenschapsdimensies in de zogenaamde Big Five, een ­veelgebruikte methode om duurzame persoonlijkheidskenmerken te meten. ‘Mijn meta-analyse leverde ook een statistische relatie op tussen de dimensie Emotionele Instabiliteit en uitstel­gedrag,’ vertelt Van Eerde, ‘maar die was veel kleiner. Dat wil zeggen dat facetten als onzekerheid en faalangst, die onder Emotionele Instabiliteit vallen, geen grote rol lijken te spelen bij uitstelgedrag. Terwijl de score op Zorgvuldigheid onmiskenbaar van invloed is. Die was namelijk altijd laag.’

Oftewel: procrastinators zijn bovengemiddeld tot zeer laks, genotzuchtig, onbezonnen, ongeorganiseerd en ongedisciplineerd. En, zegt Van Eerde: die eigenschappen zitten ook nog eens diep verankerd in hun persoonlijkheid. ‘Je kunt bij jonge kinderen al een groot verschil in zelfbeheersing zien. Opvoeding speelt daarbij natuurlijk wel een rol, maar het is toch vooral een kwestie van temperament – en dat is voor een groot deel genetisch bepaald.’

Maar hoe zit het dan met al die zelfhulpgidsen die wanhopige uitstellers beloven dat hun ‘mentale blokkades’ als sneeuw voor de zon ver­dwijnen zodra ze de oorzaak van hun zwakke zelfbeeld hebben opgediept? Tja, zegt Van Eerde, mensen lezen dat soort boeken nou eenmaal graag. Van haar mogen ze, daar niet van: ‘Baat het niet, dan schaadt het niet. En er zijn vast ook wel uitstellers bij wie perfectionisme inderdaad een rol speelt.’

Toch durft ze de stelling aan dat de meeste procrastinators geen klinische gevallen zijn van wie je kunt zeggen ‘dat er iets onder zit’. Hoe hard het ook klinkt: uitstellers hebben gewoon hun persoonlijkheid niet mee. Ze verliezen hun langetermijndoelen makkelijk uit het oog als zich kortetermijnpleziertjes aandienen, en überhaupt hebben ze meer moeite met saaie of lastige taken dan hun consciëntieuzere medemens.

Lage frustratietolerantie

‘Ik kan pas werken als ik inspiratie heb’, ‘het moet makkelijk gaan’ – Tanja van Essen kan ze dromen, de smoezen waarmee haar cliënten hun gedrag goedpraten. Van Essen geeft onder andere een cursus Zelfmanagement voor uitstellers aan de Rijksuniversiteit Groningen en inderdaad, een groot deel van de studenten die bij haar aankloppen geeft vooral blijk van gebrek aan discipline. Hoezo, studeren als je hoofd er niet naar staat? Dat kán toch helemaal niet?

‘Iedereen is wel gevoelig voor hedonisme, maar deze mensen net een beetje meer,’ zegt de persoonlijkheidspsychologe. ‘Ze hebben een lage frustratietolerantie. Het moet wel léúk blijven, vinden zij. Zodra het minder makkelijk gaat, haken ze af. Zeker als ze op dat moment een mail of sms’je krijgen.’ Chronische uitstellers wíllen wel aan dat verslag werken, maar zodra hun outlook-icoontje opflikkert laten ze zich al verleiden om hun mail te checken. En dat voert al snel tot terugmailen, even op internet kijken en ‘even koffie halen voordat ik écht begin’.

Gelukkig weet Van Essen uit ervaring dat daar toch wel iets aan te doen valt. Niet door diepgravende therapieën, stelt ook zij. Gemakzucht is immers eerder een aangeboren eigenschap dan iets wat je door jeugdervaringen opdoet. Maar, meent Van Essen: aangeboren betekent niet per definitie onveranderlijk. Onze persoonlijkheid kan zich in de loop van ons leven wel degelijk ontwikkelen.

In haar boek Doe het vandaag! stelt ze dan ook: ‘Door het aanleren en blijven herhalen van “verstandige” nieuwe gewoonten kunt u die ontwikkeling in een goede richting sturen.’ Al voegt ze daaraan toe dat ‘dat natuurlijk wel een langdurig proces’ is.

En hoe zet je dat langdurige proces richting zelfdiscipline in gang? Oké, daar komt toch enig zelfonderzoek bij kijken. Maar jeugdervaringen en kwetsbare ego’s blijven daarbij meestal buiten beschouwing. Je eigen uitvluchten anno nu, díé moeten onder de loep. Hoezo ‘Dit is zo’n saaie klus, daar kan ik echt niet tegen’? Had je dan gedacht dat je nooit iets saais hoefde te doen? Werken kan ook zónder zin te hebben.

Inderdaad, Van Essens aanpak komt voort uit de Rationeel Emotieve Therapie (ret), die ineffec­tieve gedachten opspoort en vervangt door realistischer denkbeelden. U slaagt er maar niet in dat formulier af te handelen? Waarschijnlijk komt dat doordat u de irrationele overtuiging koestert dat formulieren afhandelen iets is waarvoor je in de stemming moet zijn. Anders leren denken dus.

En vervolgens een andere blik op uw taken werpen. Want die tentamenstof vormt echt niet één onoverkomelijke berg, en in de belastingaangifte vallen met een beetje goede wil ook allerlei deeltaken te onderscheiden. Benoem die – papieren verzamelen, bedragen optellen, aftrek­posten uitzoeken – en verdeel ze in reële porties over uw agenda.

Hé, dat klinkt verdacht naar timemanagement! Inderdaad, zegt Van Essen, saai maar waar: stevig plannen is in vrijwel alle gevallen dé oplossing. Al is dat zelden makkelijk, weet ze. En zal gebrek aan zelfdiscipline altijd wel een zwak punt blijven.

Vrolijke invallen

Eén troost voor de procrastinator: het absolute tegenovergestelde is net zo sneu. Want wie nóóit ‘mañana’ denkt en altijd meteen ferm aanpakt wat nu eenmaal gedaan moet worden, levert even­min topprestaties. Een hoge score op de Big Five-persoonlijkheidsdimensie Zorgvuldigheid gaat namelijk per definitie gepaard met inflexibiliteit en gebrek aan creativiteit. Van mensen die altijd alles op tijd hebben afgehandeld en nooit eens de boel de boel laten, hoef je dus geen vrolijke invallen of originele ideeën te verwachten.

Een recente Nature-publicatie van onderzoekers aan het Massachusetts Institute of Technology onderstreept dat nog eens. Observatie van wat de hippocampus van ratjes doet tijdens en na een run door een doolhof, leerde de wetenschappers dat er juist na afloop van hun tocht, als ze schijnbaar nutteloos hun snorharen zaten te poetsen, van alles gebeurt in de hersenen van de beestjes. Uit de activiteit van de cellen in de hippocampus maakten de onderzoekers op dat de ratjes dan de hele doolhof in gedachten nog eens naliepen, zodat ze er een volgende keer moeiteloos door konden racen.

Oftewel: rondlummelen kan soms uiterst zinnig zijn.

 

Chandra Evenwel (25), studente lerarenopleiding:

‘Bij mij begint het al als de wekker gaat. Ik sla hem uit en blijf liggen, zodat ik uiteindelijk toch weer te laat kom op school of op mijn werk. Terwijl ik al die tijd niet eens sliep!

Ik ben echt op alle levensgebieden een uitsteller. Vorig jaar moest ik bijvoorbeeld een zenuwbehandeling ondergaan. Als ik eerder naar de tandarts was gegaan, was het met een kleine ingreep geëindigd. Nu kostte het me negenhonderd euro. Op school heb ik er ook veel last van. Vorig jaar bijvoorbeeld treuzelde ik zo lang met het schrijven van een verslag dat ik uiteindelijk het hele vak moest overdoen. Daardoor heb ik een jaar studievertraging opgelopen. Ook het uitwerken van notulen kan ik eindeloos voor me uitschuiven. Het erge is dat ik daarmee ook anderen tref. Ik weet dat er mensen zijn die zich aan me ergeren. Daar voel ik me wel schuldig over.

Het gekke is dat ik op zich erg perfectionistisch ben. Alleen in de uitvoering van mijn plannen ben ik lui. Vooral als het gaat om moeilijke of saaie klussen. Dan denk ik: “Daarvoor ben ik nu niet in de stemming.” Maar als ik dan wél in een goede stemming ben, ga ik liever iets leuks doen… Gedichten schrijven, zingen, vrienden zien en zo.

Meer lezen

– Doe het vandaag! Stap voor stap je uitstelgedrag te lijf, Tanja van Essen en Henri Schouwenburg, Lannoo, € 14,95

– Procrastination. Why you do it, what to do about it, Jane Burka en Leonora Yuen, Da Capo Press, $ 10,37 (Amazon)

En nu is het afgelopen: zo stop je uitstelgedrag

Het meeste uitstelgedrag komt voort uit een weinig consciëntieus karakter, dat wil zeggen: een gebrekkige zelfdiscipline en de neiging kortetermijnpleziertjes voorrang te geven op langetermijnbeloningen.

Daarom:

– Verban iedere afleiding van uw werkplek: geen radio, geen televisie, liefst ook geen telefoon. Zet uw mobieltje uit en laat uw mailprogramma gesloten. En gooi die games van uw computer!

– Houd op uzelf te vertellen hoe lastig of saai de taak is die voor u ligt en ga gewoon aan de slag, al is het maar tien minuten. Zo krijgt u de kunst van het een-begin-maken onder de knie – iets waarmee veel procrastinators moeite hebben.

– Focus in moeilijke momenten op de beloning. Weer een stapje dichter bij uw bul of promotie! Geld terug van de Belastingdienst!

– Probeer langetermijndoelen te vertalen in een aantal kortetermijntaken, zodat u de tijd tussen inspanning en opbrengst verkort. Beloof uzelf desnoods een beloning als u zo’n deeltaak heeft afgerond.

– Hoe vager uw voornemens, hoe makkelijker u ze uitstelt. Maak uw plannen dus concreet en neem de hindernissen die u voorziet erin mee. Voorbeeld: ‘Komende zondag ga ik mijn financiële papieren uitzoeken. Daarvoor koop ik zaterdag twee ordners. Ik vraag mijn partner om de werktafel voor mij vrij te maken. Als Bert belt om te vragen of ik een borrel kom drinken, zeg ik nee. Komt de boel niet af, dan ga ik er dinsdagavond mee verder.’