In een klassiek sociaalpsychologisch experiment zaten deelnemers in groepjes in een verduisterde ruimte waar een lichtpuntje op de muur werd geprojecteerd. Door de werking van het oog lijkt het of zo’n lichtpuntje beweegt; hoe precies, dat ziet iedereen verschillend. Aan de deelnemers werd gevraagd hardop de afstand te schatten waarover het lichtpuntje zich verplaatste. Aanvankelijk liepen de schattingen flink uiteen, maar doordat de deelnemers in elke ronde die van de anderen hoorden, kwamen ze steeds dichter bij elkaar. Hun waarneming werd beïnvloed door hun groep: zelfs als ze op een later tijdstip afzonderlijk getest werden, kwamen hun individuele schattingen nog steeds overeen met de eerder gevormde consensus. Deelnemers uit andere groepjes zagen iets heel anders.

Wat met de waarneming van het lichtpuntje gebeurde, gebeurt in het dagelijks leven met alles waarbij geen duidelijke objectieve maatstaven beschikbaar zijn. Een salarisverhoging van zes naar zeven ton kan in bestuurderskringen worden gezien als uiterst bescheiden, terwijl de doorsnee burger het ziet als exorbitant. In de ogen van de meeste mensen zijn bestuurders met topsalarissen het contact met de realiteit volledig kwijt – alsof wij met z’n allen leven in ‘de echte werkelijkheid’ en zij in een wolk van zelfbedrog. Maar in feite leven we allemaal in onze eigen werkelijkheid, waar niets objectief vastligt en we met elkaar, al overleggend, uitmaken wat waar is en wat juist is.

De bestuurders hebben een heel ander referentiekader, waarin zeven ton een laag salaris is. Ze praten vooral met elkaar, dus ze horen vooral elkaars argumenten en worden onevenredig beïnvloed door de eigen groepsnormen. Maar dat geldt voor ons allemaal. Het lijkt voor onszelf alsof onze eigen normen beter kloppen, maar dat is betrekkelijk. Wij veroordelen bijvoorbeeld Chinezen die hond eten of Noren die walvissen slachten, maar wat zouden zij vinden van onze vee-industrie?

We vertellen elkaar dat wij het beter doen dan mensen in andere culturen. Zo bevestigen we elkaars normen. Maar we hebben het meest contact met gelijkgestemden; en sinds sociale media en Google ons vooral voorschotelen wat ons het meest aanspreekt – wat ons wereldbeeld het meest bevestigt – wordt onze wereld alleen maar kleiner. Zo leven we allemaal in ons eigen donkere kamertje.

We kúnnen het wel, een ruimer perspectief innemen en kritisch kijken naar de vanzelfsprekendheden in onze eigen wereld, maar we doen het niet vaak. Het kost meer moeite en het is ‘niet leuk’. Zo laat onderzoek zien dat mensen nog liever de kans om geld te verdienen voorbij laten gaan dan te luisteren naar het standpunt van een politieke tegenstander – zó onprettig vinden ze dat. Zolang we die weerstand niet weten te overwinnen, blijven we comfortabel in ons eigen donkere kamertje, waarin alleen anderen kortzichtig lijken – en leren we weinig over de rest van de wereld, noch over onze eigen beperkingen.

Bronnen: M. Sherif, The psychology of social norms, Harper, 1936 / J.A. Frimer e.a., Liberals and conservatives are similarly motivated to avoid exposure to one another’s opinions, Journal of Experimental Social Psychology, 2017
Roos Vonk is hoogleraar psychologie aan de Radboud Universiteit Nijmegen en schrijft over psychologie op www.facebook.com/roosvonk1