Twee dagen na de aanslagen in Parijs demonstreerden Syrische vluchtelingen in Arnhem met teksten als ‘Wij zijn tegen terrorisme!’ Ze waren bang over één kam worden geschoren te worden met de aanslagplegers. Terecht?

Waarschijnlijk wel, zegt Belle Derks, hoogleraar sociale en organisatiepsychologie aan de Universiteit Utrecht. ‘Ons brein denkt namelijk altijd in sociale hokjes. Zo worden in onze cultuur vrouwen geassocieerd met niet-carrièregericht zijn, Surinamers met gezelligheid, en moslims nu met zelfmoordterrorisme.’ We bedenken zulke zogeheten impliciete associaties niet zelf, benadrukt Derks. Ze zijn aangeleerd. Ze weerspiegelen dan ook niet je bewuste mening. Wel hebben we ze allemaal in mindere of meerdere mate, zo is gebleken uit impliciete-associatietesten. Die meten onbewuste vooroordelen tegenover andere sociale groepen door proefpersonen woorden of beelden te laten categoriseren.

Veel mensen schamen zich als ze merken dat ze bang zijn als ze bijvoorbeeld in de trein tegenover iemand zitten met een moslimuiterlijk en een grote tas, weet Derks. Maar zoals gezegd: stereotypering verloopt grotendeels onbewust. En: razendsnel!

Zo liet Derks afgelopen jaar Leidse niet-moslimstudenten kijken naar afbeeldingen van autochtone Nederlandse vrouwen en van gehoofddoekte moslima’s terwijl hun hersenactiviteit werd gemeten. Daaruit bleek dat het brein van alle deelnemers al na 200 milliseconden de gezichten onderscheidde in moslims en niet-moslims.

Log in om verder te lezen.