Een jaar of tien geleden reed ik in een Amerikaanse huurauto door een heet, steenachtig woestijnlandschap toen ik een gedachte-experiment deed waar ik nog vaak aan moet denken.

In die woestijn probeerde ik me iets nagenoeg onmogelijks voor te stellen: hoe het moet zijn als je ter dood veroordeeld wordt. En hoe je dan de tijd die je rest door moet komen.

In de hitte trilde in mijn achteruitkijkspiegel de kolossale Zuid-Californische gevangenis waar ik net iemand had geïnterviewd. Ik was daar voor een onderzoek naar levensverhalen van terdoodveroordeelden.

Zoals dat van Josh, een rossige Amerikaanse Ier van 53 die op zijn 19e de doodstraf had gekregen. Voor een schietpartij met dodelijke afloop.

‘Ik hing met vrienden rond bij een pompstation, toen er een auto vol rivaliserende gangmembers aan kwam scheuren. Een jongen sprong naar buiten, rende op me af en ik raakte in paniek. Ik greep mijn wapen, en begon in het wilde weg te schieten. In vier seconden heb ik allebei onze levens weggeknald.’

Josh en ik praatten de hele middag aan een picknicktafel op de binnenplaats. ‘Meer koffie?’ vroeg hij om de zoveel tijd.

Dan sprong hij op en liep de cafetaria in, waar ik hem hoorde lachen en praten met bewaarders. Josh was binnen deze muren volwassen geworden, kende iedereen en had in de loop der jaren privileges opgebouwd. En iets van een leven.

Na lang te hebben geworsteld met verslaving en geweld, was hij opgekrabbeld. Ondanks dat de dood zich elk moment kon melden, begon hij zich te ontwikkelen.

Hij volgde een rechtenstudie, leidde praatgroepen over schuld en vergeving, en schreef een boek over zijn leven dat ook buiten de gevangenis graag werd gelezen.

Was dit leven dat hij leidde een soort verwrongen reflectie van wat hij had kunnen hebben buiten, als alles anders was gegaan? ‘Misschien,’ zei hij, haalde zijn schouders op en dacht even na. ‘Het is een soort schaduwleven. Ik leef in tijd die alleen in de schaduw bestaat.’

In zijn boek beschrijft Josh de vier fatale seconden. Ook vanuit het perspectief van de door hem neergeschoten jongen. Hoe hij denkt dat deze moet zijn gestorven.

‘Een moment van doodsangst toen de onherroepelijke afloop van de pijnscheut in zijn borst tot hem moet zijn doorgedrongen. Een tel later: het eeuwige duister.’

Op de terugweg in de auto zie ik in de verte de scherpgepunte kammen van een gebergte dat opdoemt in de woestijn. Tevergeefs probeer ik het wonderlijke van ‘de tijd’ te vatten.

Hoe vier seconden allesbepalend kunnen zijn en jaren soms onmeetbaar. En hoe de tijd in mijn leven op een manier tikt die onvergelijkbaar is met die van een ander.

Later moest ik nog geregeld aan Josh denken. Af en toe stuurde zijn zus een artikel van hem door, of een gedicht. Vorig jaar kwam er van haar een mail dat hij was overleden.

Niet door zijn finale doodsstraf, maar in zijn slaap. Achteraf bleek dat hij al lang een hartkwaal moet hebben gehad. Al die tijd in de schaduw had hij er niets van gemerkt.

Inge Schilperoord werkt bij het Pieter Baan Centrum en is schrijver van Muidhond, dat op de shortlist van alle literaire prijzen stond. Haar tweede roman Het licht in de stad verscheen in oktober 2022.