Zoals ik verwachtte, is de kleine onstuimig, vrolijk en handenvol werk. Maar hij verrast me ook. Nu ik mijn leven zo nauw deel met een dier van een andere soort, valt me op hoe anders hij en ik de wereld waarnemen, en hoeveel eraan mijn mensenblik ontsnapt.

Liefde voor honden: de unieke band tussen baasje en beest

Liefde voor honden: de unieke band tussen baasje en beest

Mens en hond zijn al zo lang samen dat ze elkaar veel beter aanvoelen dan andere soorten. Hoogleraar...

Lees verder

Zo zijn er ontelbare geluiden en geuren die ik niet waarneem, maar waarbij Kepler gaat kwispelen. Hij mag dan niet alle kleuren zien, voor hem is de wereld bedekt met een bont tapijt van geuren. Tegenover mijn zes miljoen receptoren telt zijn neus er tweehonderd miljoen. Ook zijn oren – waarvan het ene scheef staat, het ander fier rechtop – vangen frequenties op waar ik doof voor ben.

Om het verschil te beschrijven tussen de manier waarop verschillende wezens de wereld waarnemen, bedacht de Duitse gedragsbioloog Jakob von Uexküll de term Umwelt. Keplers Umwelt is zijn subjectieve realiteit: de wereld zoals hij die waarneemt. Die is afhankelijk van hoe zijn zintuigen werken, en ook van welke dingen voor hem saillant of bruikbaar zijn. Kun je erop knagen? Zo niet, dan speelt het in zijn Umwelt nauwelijks een rol.

Dankzij Kepler verandert ook mijn Umwelt. Ineens heb ook ik oog voor de konijnenpaadjes langs het pad, waar ik eerder nietsziend langsliep. In het bos leidt hij me blaffend en springend naar een kuil met platgedrukt gras – het leger van een hert, misschien?

De dingen die ik wél zag, zie ik opnieuw, naarmate mijn hondje er nieuwe toepassingen voor vindt. Een kastje is niet om dingen in te leggen, maar om ze onder vast te klemmen, zodat je ze goed met je muil kunt bewerken. Van brandhout word je niet warm door het op te stoken, maar door er flink op te knauwen. Een gieter? Die maakt zo heerlijk veel geluid als je hem over de straat heen en weer sleept. Het is een prima instrument, vindt Kepler, die zich de afgelopen dagen heeft ontwikkeld tot gedreven ‘gietarist’.

Hij heeft de categorie ‘eetbare dingen’ dramatisch uitgebreid, met onder meer compost, dode muizen en koeienvlaaien. Ineens weet ik precies waar in het dorp deze zaken te vinden zijn. Bovendien vallen me voor het eerst in jaren allerlei dingen op waar je perfect in kunt rollen (hoog gras) of op kunt bijten (bijna alles). Ik maak misschien geen gebruik van al die mogelijkheden, maar ik registreer ze wel. Al is het maar om er met een boog omheen te lopen, een snuffelend hondje in touw.