Waarom pikt die vriend met asperger de hint niet op als je hem negeert omdat je ergens boos over bent? Waarom kan een kind met autisme plotseling besluiten níéts groens meer te eten, ook niet het pistache-ijs waar hij zo gek op was? Voor vrienden, familie, leraren en collega’s is het vaak lastig te begrijpen wat er omgaat in het hoofd van iemand met autisme.

‘Onze moeder heeft autisme’

‘Onze moeder heeft autisme’

Wat er met hun moeder aan de hand was, wisten ze niet, maar dat ze ‘anders’ was, voelden Eline e...

Lees verder

Maar als je weet wat er bij autisme misgaat in de hersenen, snap je ook beter hoe je hier op een goede manier mee kunt omgaan. Dat schrijven autismedeskundige Colette de Bruin en gedragswetenschapper Fabienne Naber van de Erasmus Universiteit in het boek Dit is autisme, dat eind vorig jaar verscheen.

Kenmerk 1: Moeite met informatie verwerken

Mensen met autisme vatten dingen vaak nét even anders op dan bedoeld. Dat kan op verschillende manieren tot verwarrende situaties leiden. Ten eerste nemen ze wat je zegt soms te letterlijk. Een voorbeeld is een kind dat de opdracht krijgt ‘Ga in de wc even je handen wassen’ en haar handen in de wc-pot doopt.

Ten tweede leggen ze soms verkeerde verbanden, zoals het kind dat ineens zijn favoriete groene pistache-ijs niet meer wil omdat zijn vriendje zei dat groenten vies zijn. Ook kunnen ze nieuwe informatie niet altijd even goed plaatsen. Iemand met autisme kent de gewone postbode misschien wel, maar kan in de war raken van een eenmalige pakketbezorger voor de deur: wie is die man en wat komt hij doen?

Verder kost het verwerken van informatie meer tijd dan gemiddeld. Als je op het werk vertelt over je nieuwe hond, kan een collega met autisme een halfuur later midden in een ander gesprek vragen hoe die hond heet.

Wat gebeurt er in de hersenen van iemand met autisme?

Alles wat we ervaren, zien en horen komt in losse informatiestukjes ons brein binnen. In de hersenen worden al die stukjes weer bij elkaar gebracht en razendsnel – als ware het een puzzel – in elkaar gezet. Maar voor de hersenen van iemand met autisme is dat puzzelen moeilijker. En sommige informatiestukjes raken kwijt. Wetenschappers denken dat dit komt door een overschot aan ‘synapsen’. Dat zijn een soort communicatieroutes waarmee hersencellen (ofwel neuronen) informatie aan elkaar doorgeven. De Bruin en Naber noemen dit ‘neuronenpaden’.

Bij onze geboorte hebben we meer synapsen (neuronenpaden) dan noodzakelijk. Wat daarvan niet gebruikt wordt, verdwijnt in de loop van de kindertijd. Uit onderzoek blijkt dat mensen met autisme gemiddeld meer neuronenpaden in de hersenen behouden, die chaotischer verspreid liggen door het brein. Je kunt het vergelijken met een wegennetwerk. Er zouden rechte, directe wegen moeten liggen, maar het autistische brein zit vol kronkelweggetjes, omwegen, rotondes en doodlopende paden.

Daardoor duurt het soms wat langer voordat iemand beseft dat hij eigenlijk wel benieuwd is naar de naam van je nieuwe hond. En als iemand zich afvraagt wat die onbekende man met bestelbus komt doen, leidt die vraag in zijn brein niet automatisch tot de conclusie dat hij een pakketbezorger is.

Zo kun je ermee omgaan:

  • Beperk je tot één boodschap tegelijken formuleer zo kort mogelijk. Verval je in bijzinnen, bloemrijke omschrijvingen en figuurlijk taalgebruik, dan raakt iemand met autisme je waarschijnlijk snel kwijt.
  • Geef je collega, partner of kind de tijd. Merk je dat hij of zij nadenkt over een vraag, wees dan gewoon even stil. Nieuwe vragen zijn weer méér informatie om te verwerken.
  • Geef ‘ondertiteling’. Een moeder kan haar kind bijvoorbeeld helpen de wereld te begrijpen door alles wat hij ziet te omschrijven: ‘Dat is de pakketbezorger, die komt een pakketje brengen dat ik heb besteld.’
Log in om verder te lezen.