Elke ochtend sta ik frisgewassen op de overdekte pont van Amsterdam-Noord naar het centrum van de hoofdstad. In het openbaar vervoer mag je niet roken. Voor degenen die dat soms vergeten, hangen er overal stickers. En toch staat er dagelijks iemand rook in mijn gezicht te blazen. Hebben ze soms de bordjes niet gezien? Een mini-onderzoekje toont aan dat we hier met ordinaire asocialen te maken hebben. Van de zestien mensen die ik er vriendelijk op wees dat je hier niet mag roken, maakten er twee hun sigaret uit en ging er eentje uit het raam hangen. De dertien overige reacties varieerden van ‘Ik rook toch’ en ‘Iedereen doet het’ tot het voorlopige hoogtepunt: ‘Ach wijf, ga thuis je eigen man lastigvallen.’
Dit is slechts een van de vele ergernissen die mij dagelijks ten deel vallen. Een kleine greep uit de afgelopen week: bij een telefonische helpdesk vijftien minuten achter elkaar te horen krijgen ‘Blijft u aan de lijn, u wordt zo spoedig mogelijk geholpen.’ De trapper die van mijn fiets is gejat. Mensen die tegen mijn hielen aanrijden met hun supermarktkarretje en niet op het idee komen ‘sorry’ te zeggen. Een automobilist die zijn motor een kwartier