In de auto op weg naar het ziekenhuis zegt hij niet zoveel. Is het stiekem toch allemaal een beetje spannend, of is hij écht zo stoer als hij eruitziet?

Voor jongens is het heftiger

Voor jongens is het heftiger

Stamelen, blozen, trillen op je benen, aan niets anders meer kunnen denken dan aan die ene. Tijdens ...

Lees verder

‘Hij’ is Lieven Hermse, mijn 11-jarige buurjongen. We zijn op weg naar het ziekenhuis in Leiden omdat Lieven mee gaat doen aan wetenschappelijk onderzoek naar hersenontwikkeling. Straks wordt hij in de scanner geschoven en zal zijn brein van voor tot achter en van onder tot boven worden gefotografeerd. Maar daar is Lieven – ‘Neuh, echt niet eng’ – niet bang voor. Ach, voor een jongen uit groep acht is het ook gewoon niet zo interessant om met drie kwekkende vrouwen – zijn moeder, de fotografe en ondergetekende – in een auto te zitten. Dan houd je gewoon je mond en kijk je wat naar buiten.

Kwetsbare balans

De scansessie van vandaag is een van de vele onderzoeken die worden uitgevoerd onder de vlag van het Brain and Development Lab van de Universiteit Leiden. Het internationaal geroemde lab is in 2005 opgericht door hoogleraar ontwikkelingspsychologie Eveline Crone.

Crone is bij het grote publiek bekend van haar boek Het puberende brein en dat is ook precies waar Crone en haar mensen onderzoek naar doen. Of ­eigenlijk: het adolescente brein. De adolescentie is neurowetenschappelijk gezien een interessante fase: tussen ons tiende en ons 22ste jaar gaat ons brein behoorlijk op de schop en dat maakt dat enthou­siaste, min of meer gehoorzame boomklimmers ­veranderen in creatieve, hopeloos verliefde oudermopperaars met moeite met het plannen van huiswerk, en die ‘vet veel’ vrienden hebben en een voorkeur voor extreme hobby’s.

De afgelopen jaren zijn er in het Brain and Development Lab al heel wat adolescenten door de scanner gehaald, en bleek dat er in het puberbrein een kwetsbare balans is tussen het hormoongevoelige pleziercentrum (de nucleus accumbens) en het plannings- en controlesysteem (de frontaalkwab).

Crone liet bijvoorbeeld pubers en volwassenen in een fmri-scanner op de knop van een digitale gokkast drukken. Als er drie dezelfde plaatjes verschenen, kregen de proefpersonen geld en anders niet. Wat bleek? Het belonings- en motivatiecentrum van het puberbrein wordt dolenthousiast van winst – logisch – maar ook van potentiële winst. Dus vóórdat er sprake was van concreet gewin was het puberbrein al blij. Voor volwassenen gold dat ze alleen blij werden van echte winst. Bij hen was bij het anticiperen op winst alleen de verstandige orbito­frontale cortex actief (‘Hoho, eerst zien, dan geloven!’). Het puberbrein wordt dus tijdelijk gekaapt door het beloningssysteem, en dat wordt bovendien niet gecorrigeerd door de verstandige cortex. Niet zo gek dus dat pubers zich makkelijk laten verleiden tot leuke maar onverstandige zaken.

Alarmbelletje

Onderzoekster Berna Güro?lu leidt ons door verlaten ziekenhuisgangen. Dit deel van het gebouw is uitgestorven doordat het weekend is. Experimenteel onderzoek met mri-scanners kan niet op doordeweekse dagen: dan worden de peperdure apparaten uitsluitend gebruikt als diagnostisch middel voor patiënten. In het weekend houden die patiënten en artsen zich blijkbaar elders in het ziekenhuis op.

Güro?lu brengt ons naar een kamer met een dummyscanner: een nepscanner die er precies zo uitziet als het echte exemplaar waarin Lieven straks een half uur lang een taakje moet doen. Güro?lu legt uit dat het belangrijk is dat er geen metaal in de buurt komt: een mri-apparaat werkt op basis van een sterke magneet en alles wat metaal is, van beugel tot broekrits, is dus uit den boze.

Lieven heeft geen beugel, maar moet zijn jeans wel verwisselen voor een metaalarme korte broek. Dan mag hij even proefliggen en krijgt hij alvast het geluid te horen dat een actieve mri-scanner maakt. Straks krijgt hij ook een alarmbelletje op zijn buik geplakt; als hij het eng vindt of om een andere reden wil stoppen, kan dat altijd. Maar daar is Lieven nog steeds niet bang voor. Wel wil hij nog even weten wat hij straks moet doen in de scanner. ‘Kunnen jullie kijken of ik slim ben?’ Nee, dat kunnen de onderzoekers niet zien met een scanner. En ze zijn er ook niet in geïnteresseerd. Ook niet in beloningssystemen en gokkasten, trouwens.

Training Positief opvoeden voor puberouders
Training

Training Positief opvoeden voor puberouders

  • Positief contact maken met je kind
  • Omgaan met je eigen emoties én die van je kind
  • Afspraken maken en grenzen stellen
Bekijk de training
Nu maar
79,-

Het onderzoek waar Lieven aan meedoet, gaat over eigenbelang en rechtvaardigheid. Hij gaat zo een serie muntenverdeelspelletjes spelen. Proefpersonen die vóór hem in de scanner lagen, mochten naar eigen inzicht tien munten verdelen tussen zichzelf en iemand anders (Lieven in dit geval). Bijvoorbeeld vijf voor zichzelf en vijf voor de ander, of acht voor zichzelf en twee voor de ander. Aan Lieven straks de taak om deze financiële voorstellen te ­accepteren of te verwerpen. Als hij een voorstel ­accepteert, zal het bedrag in kwestie straks ook echt op die manier uitgekeerd worden; als hij het verwerpt, krijgt niemand iets van de munten uit die ronde. Puur rationeel gezien is het dus verstandig om ook slechte voorstellen (9:1) te accepteren – dan heb je in ieder geval nog één muntje. Maar moreel gezien is er iets te zeggen voor het afstraffen van zo’n oneerlijk voorstel.

Koptelefoon op

Dan is het tijd om naar de echte scanner te gaan. Snapt Lieven wat-ie moet doen? Weet hij dat hij te allen tijde kan stoppen? En is hij niet bang? ‘Ja, ja, neuh’ – dus daar gaat hij. Het haar keurig in een haarnetje, zodat het niet in de rails van het scan­apparaat verstrikt kan raken; koptelefoon op en oordopjes in tegen de herrie en dan is het echt zover.

Drie blokken van vijftig muntenvoorstellen jaagt Lieven erdoorheen: wel, niet, niet, niet, wel, niet. Als ik hem achteraf vraag wat hij acceptabel vond en wat niet, weet hij het niet meer. ‘Het meeste was wel oké, vond ik.’

Wat zegt het volgens de onderzoekster wanneer Lieven een voorstel wel of juist niet accepteert? Haar onderzoek is nog in volle gang (daarom zijn we hier immers), dus resultaten zijn er nog niet, antwoordt Berna Güro?lu. Wel kan ze vertellen waar ze nieuwsgierig naar is: of jonge adolescenten zoals Lieven een ander soort beslissingen nemen dan pubers van een jaar of 15 en oudere jongeren van 18.

‘Vinden oudere pubers “oneerlijke voorstellen” bijvoorbeeld moreel meer verwerpelijk dan jongere pubers en wijzen ze die dan eerder af?’ vraagt ze zich af. En: ‘Welke gebieden in het brein zijn betrokken bij zulke overwegingen? We weten dat jongeren in de puberteit hun focus verleggen van hun ouders naar vrienden. “Erbij horen” is eindeloos belangrijker dan wat papa en mama ergens van vinden. Pubers zijn tijdelijk heel erg bezig met mensen om hen heen, en met sociale vergelijkingen: wat heeft hij en wat vindt zij? Misschien werkt dat ook door in hun beslissingen in het muntenverdeelspel. Het zou ons niets verbazen als oudere kinderen meer bezwaar hebben tegen een onrechtvaardige voorstel. Maar misschien redeneren ze wel dat de ander geen betere keuze had, en accepteren ze het.’

Steeds meer puzzelstukjes

Terwijl Lievens brein wordt doorgelicht, wordt de ziekenhuisstilte verbroken door een vrolijk meisjesstemmetje. Met een roze koek in de ene hand en een pakje drinken in de andere komt ze door de klapdeuren gehuppeld. ‘Ik vond de muntenspelletjes leuk, en jij?’ vraagt ze aan haar grote broer die, ook met koek en sap, achter haar aan loopt. Hij reageert niet.

Navraag leert dat de grote broer vandaag voor de tweede keer heeft meegedaan aan hersenonderzoek. Toen hij 9 was voor het eerst en nu hij 13 is opnieuw. Herhaald bezoek aan het hersenlab is handig voor de onderzoekers; zo kunnen ze niet alleen op groepsniveau maar ook op individueel niveau bekijken hoe de hersenen zich ontwikkelen en wat dat voor gevolgen heeft.

En zo worden er langzaam maar zeker steeds meer stukjes van de grote puberbreinpuzzel gevonden. De contouren van de puzzel zijn nu wel zo’n beetje af. Het is inmiddels duidelijk dat in de puberteit wordt gewerkt aan het efficiënter maken van het brein. Vergelijk het maar met een groots Rijkswaterstaatproject om het snelwegennet te verbeteren. Dat geeft even gedoe, maar op de lange termijn heb je er wat aan. Behalve deze big picture wordt nu ook steeds meer duidelijk bij welke afslagen er precies files ontstaan en welke gevolgen er zijn.

Training Ontspannen opvoeden
Training

Training Ontspannen opvoeden

  • Ontdek hoe je als ouder positief en relaxed blijft
  • Omgaan met de emoties van je kind
  • Voor ouders met kinderen in de basisschoolleeftijd
Bekijk de training
Nu maar
79,-

Of Lieven het leuk vindt dat hij een belangrijke bijdrage heeft geleverd aan wetenschappelijk onderzoek? ‘Ja hoor. Maar eigenlijk vind ik het geld leuker.’

Het puberlab over ‘zeilmeisje’ Laura:

De kranten stonden er onlangs vol mee: de 13-jarige Laura Dekker wil solo rond de wereld zeilen. Wat denkt het Leidse Brain and Development Lab: is Laura behept met een extreem puberig brein of niet? ‘Haha, de tv-ploegen stonden hier ook op de stoep met dezelfde vraag,’ zegt onderzoekster Dietsje Jolles. ‘Maar wij doen onderzoek naar grote populaties, dus naar het gemiddelde puberbrein, niet iemands persoonlijke hersenen. Het zegt niet zoveel als je iemand één keer in een scanner legt. Hooguit kun je iets zeggen over een individueel, zich ontwikkelend brein – maar dan moet je iemand over een langere periode vaker door de scanner halen.’

Over het algemeen, zegt Jolles, zijn pubers geneigd om risico’s te nemen, en tegelijkertijd kunnen ze de consequenties op lange termijn slecht inschatten. In de adolescentie verandert er veel in het brein. ‘Bij jonge kinderen is er een overproductie aan hersencellen. Naarmate een hersendeel zich verder ontwikkelt, worden die hersencellen uitgedund; daardoor kunnen ze efficiënter werken. Het puberbrein is nog niet zo efficiënt als een volwassen brein, maar dat betekent juist dat pubers goed out-of-the-box kunnen denken. Het maakt ze waarschijnlijk creatief en vindingrijk.’ Misschien komt Laura’s wereldreiswens voort uit een extreem creatief, risicominnend brein dat niet alle consequenties overziet. Maar, benadrukt Jolles: ‘Dat kunnen we hier in het lab onmogelijk zeggen.’