Jonge moeders zijn bang. Voor alles. Het trapgat. Het stopcontact. Hyperalert scannen ze de omgeving af, speurend naar bedreigingen voor hun kind. Jonge moeders vertonen alle tekenen van een algemene angststoornis. Overdreven waakzaam, onrustige slaap, overal onheil zien. In de dierenwereld is het niet anders. Apenvrouwtjes ontwikkelen ook die nerveuze radarblik zodra ze een jong krijgen. Teven laten geen vreemden bij hun nest. Alles om het nageslacht te beschermen. ‘Wat heeft de natuur het toch goed geregeld’, zeggen we dan.

6 adviezen om positiever te leven

6 adviezen om positiever te leven

Werd je vrolijk wakker vanochtend, optimistisch over de dag die voor je ligt? Of was je gestrest en ...

Lees verder

Maar bij mensenvrouwtjes denken we er anders over. Daar vinden we dat moederinstinct tegenwoordig maar lastig, en plakken we alarmerende etiketten op de bijverschijnselen. Zo heten de concentratieproblemen die jonge moeders massaal rapporteren, sinds kort ‘zwangerschapsgerelateerde geheugenbeschadiging’. En waar je vroeger pas postnataal depressief werd verklaard als je niet in staat was interesse op te brengen voor je kind, krijg je die diagnose nu al als je aangeeft een paar weken achtereen ongelukkig te zijn. Iets wat bijna twintig procent van de jonge moeders meldt.

Wie al dat getob eens rustig bekijkt, ziet: ze krijgen zo weinig slaap, er worden zo veel nieuwe eisen aan ze gesteld, dat het geen wonder is dat ze zich even niet optimaal voelen.

Maar wie kijkt nog rustig naar zulk onbehagen? Of naar welk ander onbehagen dan ook? Liever houden we de vaart erin. Weg met die archaïsche toestanden; nergens meer voor nodig. Normale mensen zijn vrolijk, actief en positief. Naar buiten gericht en onbezorgd. Zo hebben we dat kennelijk afgesproken, ergens in de afgelopen jaren.

Geluk met een Hoofdletter

Na een ingrijpende levensgebeurtenis een tijdje ongestoord zitten broeden en simmen – het zit er vandaag de dag niet meer in. En dat geldt echt niet alleen voor jonge moeders. Neem bijvoorbeeld het feit dat je sinds kort het stempel ‘pathologische rouw’ opgedrukt kunt krijgen als je niet een halfjaar na het overlijden van partner, kind of een andere dierbare het gemis geaccepteerd en het dagelijks leven weer opgepikt hebt.

‘De ziektekostenverzekeringen vragen om zo’n officiële diagnose’, zeggen voorstanders van deze aanpak vergoelijkend; ‘het is de enige manier om deze mensen meteen adequate hulp te kunnen bieden.’ Maar ondertussen krijgen treurende nabestaanden wel een bepaald verwachtingspatroon opgedrongen – binnen zes maanden draai je weer gewoon mee – en wordt wie daar niet aan voldoet tot ziekelijk geval bestempeld.

Zo af en toe een dipje, dat mag nog net, als je er dan maar wel meteen werk van maakt. Jezelf ferm toespreekt, en als dat niet helpt snel pillen gaat halen of de acht standaardsessies therapie afneemt, die ons tegenwoordig worden toebedeeld. De wetenschap heeft ons immers zulke goede behandelmogelijkheden opgeleverd dat angst, gepieker en pessimisme niet meer van deze tijd zijn.

Sterker nog: we hebben de plicht om hoger te reiken. Gewoon een beetje niet-ongelukkig zijn is onvoldoende, het streven is verlegd naar Geluk met een Hoofdletter. Dat is dan ook waar de positieve psychologie zich de afgelopen decennia op heeft geworpen: op methoden waarmee we onszelf nét dat treetje hoger kunnen krijgen. Ja, heus, ook dat kan! Wetenschappelijk bewezen. Mits je natuurlijk maar hard aan jezelf wilt werken. Dat gaf ook de grote voorman van de positieve psychologie – Martin Seligman – vorig jaar toe in een interview. ‘Gelukkig blijven is voor mij zoiets als het volgen van een dieet: je bent er nooit mee klaar.’ Maar de boodschap is duidelijk: gelukkig zijn is een keuze.

Panacee voor alle leed

Dingen van die strekking kreeg ook de Amerikaanse medisch bioloog Barbara Ehrenreich te horen nadat ze de diagnose borstkanker had gekregen. Als iedere moderne zieke begaf Ehrenreich zich meteen op internet om lotgenotensites op te sporen, maar toen ze die had gevonden kreeg ze meteen spijt. Ze stuitte er onder andere op de notie dat kanker niet zomaar in je leven kwam; het was iets waarvan je moest leren, waarvan je een beter mens kon worden. Een ervaring die ze nooit hadden willen missen, schreven sommige patiënten. Joepie, ik heb kanker!

Ehrenreich voelde dat anders en waagde het een bijdrage te plaatsen over de verpletterende effecten van de chemotherapie en haar woede over het feit dat dit haar overkwam. Meteen kreeg ze een lading afwijzende reacties over zich heen. De mildste lotgenoten beloofden nog dat ze voor haar zouden bidden, zodat ook zij ‘een tevreden bestaan zou hervinden, ook al was het niet gelukkig’, maar de meesten berispten haar alleen wegens haar ‘bad attitude’. Ze had duidelijk een code geschonden, die van het positivisme, de panacee voor alle leed. Wist ze wel wat ze deed? Met zo’n negatieve instelling zou ze nooit beter worden. Sterker nog, dat ze ziek was geworden had waarschijnlijk ook al met haar negatieve inslag te maken. Immers, zoals een e-zine vol ‘preventietips tegen borstkanker’ het formuleerde: gelukkige mensen worden niet ziek.

Het was voor Ehrenreich een opluchting toen ze op een gegeven moment te horen kreeg dat haar vorm van borstkanker terug te voeren was op het hormoonvervangend medicijn dat de dokter haar had voorgeschreven wegens overgangsklachten. Niks karakterfout, niks eigen schuld, schrijft ze in haar recent verschenen boek Bright-sided; het was gewoon wetenschappelijk geklungel dat haar ziekte had veroorzaakt.

Ben je een piekeraar?
TEST
Doe de test »

Ben je een piekeraar?

Roep en je zult krijgen

Voor Ehrenreich waren de vijandige reacties die ze tijdens haar ziekte ervoer, een reden om zich te verdiepen in de ’tirannie van het optimisme’ die de westerse wereld in de greep heeft. In Bright-sided (ondertitel: How the relentless promotion of positive thinking has undermined America) beschrijft ze haar rondgang langs diverse positiviteitsdenkers.

Als je niet beter wist, zou je bij lezing zweren dat je op een Amerikaanse versie van Koot en Bie was gestuit. Neem motivatiespreker Joe Vitale, die op een marketingcongres dat Ehrenreich bezocht werd geïntroduceerd als ‘de goeroe’. Hij houdt zijn gehoor voor dat hun verkoopcijfers zullen verveelvoudigen zodra ze hun mailinglist naam voor naam hebben doorgelezen, ‘vol liefde voor elke naam’.

Of neem – beter bekend in Nederland – tv-producer Rhonda Byrne, die een paar jaar geleden een wereldwijd verkoopsucces had met haar boek The secret. Byrnes boodschap: vraag, geloof en ontvang. Ofwel: gooi je wensen in het universum, visualiseer vol vertrouwen dat ze vervuld worden en je zult krijgen wat je wilt. Een nieuwe vriend, een diamanten halssnoer, een Porsche Cayenne: roep en je zult krijgen. Mits je erin gelooft, natuurlijk.

Maar zulke positivo’s, die het universum als hun persoonlijke postorderbedrijf lijken te beschouwen, zijn nog onschuldig vergeleken bij de positivismepredikers die hun pijlen ook richten op de wereld om hun volgelingen heen. Bevinden zich daarin soms níet-gelovigen? Mensen die negativisme uitstralen? Verwijder ze radicaal uit je leven! Wég met die klagende partner, weg ook met die sceptische medewerker, luidt het advies. Beperk je tot het gezelschap van positieve lieden, van mensen die jou met lof en schouderklopjes overladen; dan kan het alleen maar verder bergopwaarts gaan.

Zo’n houding is natuurlijk dé manier om de realiteit uit het oog te verliezen en de dingen gruwelijk uit de hand te laten lopen, waarschuwt Ehrenreich. Haar gelijk bewees zich al terwijl ze nog aan haar boek werkte: herfst 2008 barstte de kredietballon. Negatievelingen hadden die knal al lang zien aankomen, die wisten al jaren dat de markt opgepompt was met ongefundeerd optimisme, maar ja hè, bad attitude, dus weggestuurd.

En zeg nou niet dat dat een typisch Amerikaans verhaaltje is. Het debacle van de DSB Bank, in diezelfde tijd, maakte duidelijk dat het ook in Nederland op cruciale plaatsen ontbrak aan corrigerend gemopper. Financieel topman Frank de Grave werd er in mei 2009 zelfs ontslagen, omdat hij zijn twijfel had over het al te gewaagde beleid van de bank. Liever luisterde men naar zijn voorganger Gerrit Zalm, die tot het laatst toe volhield dat directeur Dirk Scheringa verantwoord bezig was. En toen de bank in datzelfde jaar toch onderuitging, richtte de volkswoede zich vooral op criticus Pieter Lakeman. Die had niet in het openbaar mogen roepen dat het een aflopende zaak was met DSB. Bad attitude!

Niet enkel zoete broodjes

Wat de positivismegoeroes bij al dat attitudegedram over het hoofd zien, zegt Ehrenreich, is dat ze zichzelf in feite tegenspreken. Als het universum ons inderdaad zo goed gezind is, waarom dan nog dat gehamer op een optimistische levenshouding? Dan komen de dingen toch ook wel goed als we er neutraal tegenover staan? Kennelijk hebben zelfs programmatische positivo’s diep van binnen weinig vertrouwen in dat nog-lang-en-gelukkig.

En terecht natuurlijk. Want laten we wel wezen, ieder jaar weer wacht ons een winter met gevaarlijk gladde wegen en griepgolven, en ook de oudste mens ter wereld gaat nog altijd voor zijn honderdtwintigste dood. Het leven serveert gewoon niet enkel zoete broodjes, zelfs niet in ons welvarende Westen.

Maar is het dan niet ten minste zo dat onverbeterlijke optimisten beter kunnen omgaan met de tegenslagen die elk mens ooit treffen? Nee. Natuurlijk, hoop houdt ons gaande, en er zijn genoeg onderzoeken die aantonen dat vrolijke, ontspannen mensen bijvoorbeeld meer weerstand hebben tegen verkoudheid, griep en andere alledaagse ellende. Alleen: vrolijk en ontspannen is toch wel iets anders dan het onverzettelijke optimisme dat de positivismegoeroes uitventen.

Dat die laatste instelling zelfs tégen je kan werken, weten we uit andere onderzoeken. Bijvoorbeeld onder mensen met een chronische ziekte als multiple sclerose. Hoe meer deze patiënten denken dat ze zelf grip hebben op hun aandoening, hoe vaker ze lichamelijke klachten bleken te rapporteren.

Of, ander voorbeeld, het onderzoek onder mensen bij wie een deel van de darmen moest worden verwijderd. Sommige patiënten hadden direct na de operatie te horen gekregen dat ze nooit meer een gewone darmfunctie zouden hebben, anderen dat ze op termijn wellicht weer van hun stoma konden worden verlost. Een paar maanden na de operatie bleken het juist de ‘hopeloze’ gevallen die het hoogst scoorden op levensgeluk. ‘Zij realiseerden zich dat de kaarten nou eenmaal zo lagen en dat ze geen andere keus hadden dan met deze kaarten te spelen’, zo verklaren de onderzoekers die uitkomst.

Vind een betrouwbare coach via Coachfinder
Coachfinder

Vind een betrouwbare coach via Coachfinder

Coaching is een belangrijke stap in zelfontwikkeling. Maar de juiste coach vinden blijkt nog niet zo eenvoudig. Coachfinder helpt je in je zoektocht naar een coach die bij je past.

Vind je ideale coach

Ook een leuke: het onderzoek dat de Nederlandse arts Jan van Dixhoorn eind vorige eeuw deed onder hartpatiënten die zijn revalidatieprogramma hadden gevolgd. Van Dixhoorn had ze bijgebracht hoe ze hun eigen lichaam op stress konden scannen, en hoe ze zich vervolgens konden ontspannen. Dat pakte goed uit: deze patiënten kregen half zo vaak een nieuw infarct als de controlegroep. Maar op de vraag hoe ze zich doorgaans voelden, antwoordde de Van Dixhoorn-groep juist minder positief dan de controlegroep, die dus niet had geleerd beter naar het eigen lichaam te luisteren. Je gezond voelen en gezond zijn lijken dus twee verschillende dingen, en kennelijk is het voor hartpatiënten uiteindelijk wel zo heilzaam de vaardigheid te ontwikkelen om te voelen dat het ze helemáál niet zo goed gaat.

Constructief zwartkijken

Dit laatste voorbeeld illustreert meteen mooi waarom het geen zonde is het somber in te zien. Pessimisme is even hard nodig voor onze overleving als het vermogen hoopvol te zijn. Net zoals mensen die door een neurologische afwijking geen pijn kunnen voelen, vaak akelig aan hun eind komen doordat ze cruciale signalen missen, zo loopt het met obsessieve optimisten vaak slecht af doordat ze geen bijstuurreflex hebben.

Laat je dus vooral niet aanpraten dat je zonder roze bril verloren bent in deze wereld. Dat wil zeggen: zolang je je pessimisme weet te vertalen in handelen. Want bij het minste of geringste moedeloos op je gat neerzijgen, is natuurlijk ook weer niet de bedoeling.

De Amerikaanse psycholoog Julie Norem vond een mooie term voor deze constructieve vorm van zwartkijken: defensief pessimisme. Het komt er kort gezegd op neer dat je al je doemscenario’s doorrekent en er actieplannen aan verbindt. Bang dat je te laat komt op een belangrijke afspraak? Neem een trein eerder en wandel op je gemak naar het gesprek. Bang dat je kind verongelukt in het verkeer? Koop een fietshelm en zorg dat je samen uren maakt op straat. Een somberaar die zijn angsten op die manier uitwerkt, blijkt zelfs beter te functioneren dan een somberaar die zichzelf tot optimisme dwingt.

En daar heeft dus niet alleen zo’n somberaar iets bij te winnen. Voor de maatschappij als geheel biedt de constructief-pessimistische aanpak ook de nodige voordelen. Hoe droog zou Nederland vandaag de dag bijvoorbeeld zijn als we na de Watersnoodramp van 1953 hadden gezegd dat dat samengaan van springtij en zware storm zó uitzonderlijk was dat we geen herhaling hoefden te vrezen? En hoe zou de wereld erbij liggen als we eind jaren tachtig hadden gedacht dat onze stervende bossen vanzelf wel zouden bijtrekken, en we auto’s niet massaal van een katalysator hadden voorzien?

Onweerstaanbaar stopsignaal

En als je het eenmaal uit die gezichtshoek beschouwt, zie je al snel dat er nog veel meer ‘ongewenst’ gedrag is waar voordelen aan kleven. Verlegenheid? Heerlijk, mensen die anderen nog laten uitpraten. Autisme? Ha, een geweldige programmeur in de dop. Hypermoederschap? Die baby zal nooit zijn voeten breken tussen de spaken van de fiets.

Zelfs in een depressie, toch wel een van de ergste ziekten die een mens kunnen treffen, valt met enige goede wil nog nut te ontdekken. Volgens de Amerikaanse onderzoeker Randolph Nesse heeft de evolutie ons opgezadeld met het vermogen depressief te worden omdat dat een onweerstaanbaar stopsignaal is. Nog voor je geest doorheeft dat je je energie verdoet aan een zinloze exercitie, zorgt je lichaam er al voor dat je de boel opgeeft; moeheid, initiatiefloosheid, algehele malaise maken dat je in je hol kruipt en de deken over je hoofd trekt. Een vorm van zelfprotectie die op het moment zelf weliswaar heel akelig is, maar ons wel kan behoeden voor een fatale uitputting en ons de rust biedt om andere opties te overwegen.

Nee, al die voordelen strepen de last van zo’n aandoening niet weg. Maar ze relativeren haar wel, en kunnen ons misschien milder stemmen over onszelf. Uiteindelijk zijn wij mensen ook maar dieren, met dierendriften en dierenmanieren. En daar zijn we welbeschouwd nog een heel eind mee gekomen.