Toen haar vader plotseling overleed, voelde Liesbeth (56) geen verdriet. Zolang ze zich kon herinneren, had hij weinig interesse voor haar getoond. En nu kneep hij er zonder afscheidswoord tussenuit. Ik heb al genoeg gehuild om die man, dacht Liesbeth. Het is klaar.

Waarom nostalgie goed voor je is

Waarom nostalgie goed voor je is

Terugverlangen naar mooie momenten uit het verleden is goed voor je. Blèr dus lekker mee met de top...

Lees verder

Tot haar broer een paar weken later langskwam met een stapel schoolrapporten die hij in het bureau van hun vader had gevonden. Het beeld dat daaruit oprees, was dat van een slim maar angstig, sociaal onhandig jongetje. Ook was er een verslag van een studieadviseur waarin haar jongvolwassen vader werd beschreven als rigide en kinderlijk egocentrisch.

In de dagen erna had Liesbeth het gevoel dat ze naar een opkomende polaroidfoto zat te kijken. Het ene na het andere beeldfragmentje kwam boven uit haar geheugen. De woedeaanvallen van haar vader, de afkeer die hij altijd had gehad van ‘vreemd’ eten, de precisie waarmee hij zijn verzameling klokken opwond. Allemaal kenmerken van autisme, ontdekte ze op internet. Een psychologe uit haar vriendenkring vond dat een aannemelijke diagnose.

Eindelijk kwamen de tranen. Plus een gevoel van opluchting. Want dat haar vader zo weinig warmte had getoond, had dus niet aan haar gelegen. Hij had gewoon weinig warmte te vergeven gehad. Dat besef maakte haar milder over haar vader.

Er kwamen zelfs herinneringen terug aan momenten met hem die wél mooi waren geweest. Bijvoorbeeld hoe hij haar ooit had geleerd de slinger van de antieke Friese staartklok af te stellen. Terugkijkend waardeerde ze dat blijk van vertrouwen des te meer.

Nieuw licht

Wat Liesbeth in feite deed nadat ze de schoolrapporten over haar vader onder ogen had gekregen, is wat psychologen wel life review noemen: het terugblikken op en herzien van een deel van haar levensverhaal.

Liesbeth veranderde het verhaal van haar en haar vader van een wrokkig ‘ik had een vader die niet van me hield’ in een neutraler ‘ik had een vader met autisme’.

Of de diagnose die ze stelde terecht was, doet er hier niet toe. Wat telt, is dat Liesbeth met deze herziening een troostrijker verhaal in handen kreeg. Ze had haar herinneringen als het ware ‘in een gelukkiger arrangement geschikt’; zo noemt de Groningse hoogleraar psychologie Douwe Draaisma het in zijn boek over de plooibaarheid van herinneringen, Als mijn geheugen me niet bedriegt.

Veel mensen komen in de loop van hun leven tot zo’n herschikking van hun herinneringen. Sommigen doordat ze vastlopen in hun loopbaan of relatie en, in hun verlangen naar een nieuw doel, zelf actief op zoek gaan naar aanknopingspunten voor een andere koers.

Zo kan de opgebrande marketingmanager beelden terugvinden van een verwoed met lego spelend meisje – en zich realiseren dat het lang haar droom was architecte te worden. Waarom niet die oude wens weer opgepakt en deze oude verhaallijn naar het nu doorgetrokken?

Anderen worden, zoals Liesbeth, plotseling geconfronteerd met tot dan toe onbekende informatie die een heel ander licht werpt op hun verleden.

Zo besteedt Draaisma in zijn boek aangrijpende passages aan mensen die te horen kregen dat hun DNA niet overeenkwam met de man die ze voor hun verwekker hielden. Zulke kennis kan een nieuw licht werpen op die ‘oom’ die vaak meer aandacht voor ze leek te hebben dan hun eigen vader.

Ineens ervaren ze dan, in Draaisma’s woorden, hoe vergeten beelden ‘een patroon beginnen te vormen zodra je daar de magneet van een nieuw vermoeden onder houdt. Herinneringen krijgen in dat nieuwe patroon een andere plek, een andere smaak, een ander gevoel.’

Wat de aanleiding ook was: wie met een nieuwe ‘zoekvraag’ in het verleden duikt, zal daar andere herinneringen vinden dan zich tot dan toe aandienden. En dat zal onvermijdelijk resulteren in een gewijzigd beeld van zijn of haar eigen verleden.

Sleutelmomenten

Maar de verandering gaat vaak verder. Bij Liesbeth verschoof bijvoorbeeld, nadat ze tot de conclusie was gekomen dat haar vader autisme moest hebben gehad, niet alleen het beeld van haar jeugd.

Ook haar identiteit kreeg een kleine opknapbeurt. Want haar oude overtuiging ‘ik was een kind waarvan niet gehouden werd’ is wat psychologen wel een identiteitsherinnering noemen. En het mag duidelijk zijn dat dit er niet een van het fijne soort is.

"Wie met een nieuwe ‘zoekvraag’ in het verleden duikt, zal daar andere herinneringen vinden"

-

Identiteitsherinneringen, oftewel self-defining memories, zijn herinneringen aan een gebeurtenis of fase die bepalend is geweest voor het verloop van iemands verdere leven. Ze gaan over mensen en waarden die belangrijk voor ons zijn, en over de liefde voor onze baan of hobby’s. Het zijn de herinneringen waarover mensen vertellen als ze anderen willen laten weten wie ze zijn, en hoe ze zo geworden zijn.

Iedereen kan wel een aantal van die ‘identiteitsherinneringen’ oplepelen. Vaak zijn ze positief. Zo kan de historisch geograaf je gloedvol vertellen hoe ze als 9-jarige een fascinatie opvatte voor de manier waarop mensen de wildernis in cultuur brachten door de boekenserie Het kleine huis op de prairie.

De hobbykok kan verrukt terugdenken aan het bord truffelrisotto dat hij als culinair onnozele uitwisselingsscholier voorgezet kreeg – ‘ik wist niet dat eten zó heerlijk kon zijn’. En de vrijwilliger in de vluchtelingenopvang weet nog hoeveel indruk het maakte wanneer opa vertelde over de moeizame zoektocht naar onderdak toen zijn huis in de oorlog was platgebombardeerd.

Bron van hoop

Nou gaat het natuurlijk te ver om te stellen dat zulke herinneringen dé verklaring vormen voor wie en wat we zijn geworden. Of, zoals psycholoog Gerben Westerhof – directeur van het Story Lab van de Universiteit Twente – samen met zijn collega

Ernst Bohlmeijer schrijft in hun boek Op verhaal komen: ‘Ook al hebben veel kinderen vroeger kleurpotloden gehad, het is de kunstschilder die deze herinnering ziet als een belangrijke voorloper van zijn uiteindelijke bestemming.’

Maar al is het gevoel van samenhang en stabiliteit dat self-defining memories opleveren dan voor een deel suggestie, ze vormen ondertussen wel het cement van ons zelfbeeld. En vooral wanneer het tegenzit in het leven, kunnen ze een bron van hoop en motivatie zijn.

Neem die marketingmanager die zichzelf tijdens haar burn-out terugzag tussen de imposante legobouwsels die ze als kind maakte. Op momenten dat je je niet meer kunt voorstellen dat je ooit nog ergens echt enthousiast over zult zijn, kunnen zulke herinneringen heel geruststellend zijn. Als je dat vermogen ergens totaal in op te gaan ooit zó overduidelijk had, moet het ook weer kunnen terugkomen, toch?

En tijdens een relatiecrisis kan het heel heilzaam zijn terug te denken aan een mooi moment met je partner. Wat gebeurde er precies, welk gevoel gaf dat je, waarom deed het je zoveel? Dikke kans dat je door zo’n terugblik weer weet waarom je nog in jullie relatie wilt investeren.

Negatieve beelden

‘Zelfdefiniërende’ herinneringen kunnen dus van onschatbare waarde zijn. Maar helaas zijn niet alle identiteitsherinneringen zo positief. Soms gaan ze juist over nare gebeurtenissen of onaangename periodes uit ons leven.

Neem de goed verdienende vrouw die de neiging heeft om na het derde glas wijn over zichzelf te gaan praten als ‘Bianca uit de achterbuurt’. Kennelijk houdt de armoede van vroeger haar stiekem nog steeds in de greep.

Zulke beelden uit het verleden zijn niet direct een bondgenoot. In tijden van tegenslag kunnen ze je zelfs nog moedelozer maken. ‘En helaas is het zo,’ zegt psycholoog Gerben Westerhof aan de telefoon, ‘dat we juist in een sombere stemming geneigd zijn zulke negatieve herinneringen op te halen.’ Waardoor je, als je niet uitkijkt, jezelf al terugblikkend een extra zetje richting depressie geeft.

Zo kan de herinnering aan hoe je op school werd gepest of hoe een partner je dumpte resulteren in een ‘ik word altijd afgewezen’-verhaal plus de neiging zelf alvast afstand te houden. Waarmee zo’n self-defining memory ook nog eens een selffulfilling prophecy kan worden, een voorspelling die bijdraagt aan haar eigen uitkomen.

Tegenverhalen

Wat in zulke situaties kan helpen, is een aantal krachtige ‘tegenverhalen’: herinneringen die wél fijn zijn, die je zelfbeeld wél ondersteunen. Het vervelende is alleen dat sombere mensen moeite hebben positieve beelden uit hun geheugen boven te halen.

Vooral de meer specifieke herinneringen zijn voor hen vaak lastig toegankelijk, weet Westerhof – de geweldige circusvoorstelling waar die lieve tante je mee naartoe nam toen je moeder in het ziekenhuis lag, het moment dat je na lang buffelen te horen kreeg dat je geslaagd was voor een examen…

‘Je kunt je voorstellen dat je nog negatiever gaat oordelen over je eigen leven wanneer je zulke dierbare herinneringen bent vergeten,’ zegt Westerhof. Vandaar dat hij en Ernst Bohlmeijer in de therapeutische levensverhaalmethode die ze ontwikkelden, veel aandacht besteden aan het bovenhalen van zulke specifieke, positieve herinneringen.

Meerdere onderzoeken toonden inmiddels aan dat zo’n aanpak een depressie kan voorkomen of zelfs kan helpen genezen. Zo constateerden Australische psychologen in een recent onderzoek onder depressieve jongvolwassenen dat die door het onder therapeutische begeleiding ophalen van autobiografische herinneringen meer gevoel van zelfwaarde kregen, meer vertrouwen in hun vermogen doelen te bereiken en om te gaan met tegenslag, en positievere toekomstverwachtingen.

Een positieve draai

Ondertussen is het lang niet altijd makkelijk om die herinneringen aan te boren, weet Westerhof. ‘Vaak zeggen somber gestemde mensen: ik weet niets meer, het verleden is voor mij een gesloten boek.

Maar als we vanuit de antwoorden op heel algemene vragen – zoals “waar woonde je” en “met wie ging je om” – doorvragen, komen ze doorgaans toch wel op een aantal specifieke herinneringen.

En als daar dan een positieve tussen zit, zie je het bijbehorende enthousiasme vaak ook terugkeren.’ Eenmaal in die stemming groeit natuurlijk de kans dat er meer moois bovenkomt. Zo komen mensen in een opwaartse spiraal.

Dat kan zelfs opgaan voor mensen die gebukt gaan onder heel negatieve self-defining memories – ‘mijn ongelukkige jeugd heeft me mijn leven lang sterk beperkt’. Westerhof: ‘Aan geweld of misbruik kun je natuurlijk nooit een positieve draai geven, maar het kan mensen enorm helpen als ze zien dat er in die periode óók positieve dingen waren.

Zoals die lieve tante die geregeld leuke dingen met je deed. Als ze gaan zien dat ze toen niet helemaal alleen waren, dat ze toch een aantal goedwillende omstanders aan zich wisten te binden, krijgen deze mensen meer gevoel dat ze grip op hun leven hebben. Vaak kunnen ze daarna verder met het idee dat ze tot meer in staat zijn dan ze dachten.’

Voor iedereen

Maar sleutelen aan je levensverhaal heeft niet alleen zin wanneer je geplaagd wordt door negatieve herinneringen. Eind vorige eeuw liet de Amerikaanse psycholoog Timothy Wilson zien dat het bijvoorbeeld ook loont voor studenten die ‘gewoon’ slechte cijfers halen. En: dat je met heel simpele middelen al een heel eind komt.

Wat Wilson daarvoor deed, was eerstejaars die er niet zo best voor stonden, bijeenroepen met de smoes dat ze een enquête moesten invullen. Een deel van hen kreeg echter voorafgaand aan die vragenlijst een aantal video’s voorgeschoteld waarin ouderejaars vertelden over hun eerste studiejaar.

Dat was niet makkelijk geweest, vertelden ze; het had echt even geduurd voor ze hadden begrepen hoe het werkte aan de universiteit. Maar toen dat kwartje eenmaal was gevallen, waren hun cijfers snel omhooggegaan.

Het effect van deze stiekeme ingreep bleek groot: de studenten die de filmpjes hadden gezien, deden het het jaar erop een stuk beter dan de studenten die niet op die manier waren ‘bewerkt’.

Volgens Wilson doordat de eersten waren gestopt zichzelf te vertellen dat ze kennelijk niet waren voorbestemd voor een academische studie. Ze studeerden verder vanuit de gedachte dat je alles moet leren – ook het leren zelf. Een heel wat inspirerender verhaallijn, waar ze nog lang hun voordeel mee konden doen.

Bronnen o.a.: D. Draaisma, Als mijn geheugen me niet bedriegt, Historische Uitgeverij, sept. 2016 / E. Bohlmeijer, G. Westerhof, Op verhaal komen. Je autobiografie als bron van wijsheid, Boom, 2010 / D.J. Hallford, D. Mellor, Autobiographical memory-based intervention for depressive symptoms in young adults, Psychotherapy and Psychosomatics, juni 2016

 

Een huis vol verhalen

Wanneer we nadenken over ons eigen leven dwalen we rond in het zogeheten autobiografisch geheugen. De Twentse psychologen Gerben Westerhof en Ernst Bohlmeijer vergelijken dat in hun boek Op verhaal komen met ‘een huis met drie kamers’.
In de eerste kamer liggen de specifieke herinneringen, die gaan over eenmalige gebeurtenissen in ons leven. Dit zijn de meest zintuiglijke herinneringen die we hebben; vaak weten we namelijk nog goed wat we droegen, hoe het rook, wat we voelden toen we bijvoorbeeld hoorden dat we waren geslaagd voor ons eindexamen of toen we voor het eerst met iemand naar bed gingen.
In de tweede kamer liggen de algemene gebeurtenissen opgeslagen. Dat gebeurt als het ware in categorieën: bijvoorbeeld de sinterklaasavonden vroeger thuis, of de verjaarsdiners die oma aanrichtte. Deze herinneringen zijn een stuk minder gedetailleerd. Wie de meeste zomers van zijn of haar jeugd in Marokko doorbracht, kan immers vaak niet meer zeggen wat daar precies wanneer gebeurde; de vakanties zijn tot één algemene vakantie samengevloeid.
Dan is er nog de kamer met herinneringen aan een bepaalde periode in je leven; de tijd dat je een bepaalde baan had of in een bepaalde stad woonde. Ook deze herinneringen zijn minder gedetailleerd dan de specifieke herinneringen.
Deze drie kamers van het autobiografisch geheugen zijn wel met elkaar verbonden. In de praktijk betekent dat dat iemand die op zoek gaat naar een specifieke herinnering, vaak in de ‘periodenkamer’ begint. Daar zoekt hij eerst de jaren waarin het gebeurde plaatsvond. Daarna gaat hij naar de ‘algemene kamer’ en bladert de diverse categorieën door. Tot slot kan in de eerstgenoemde kamer een heel specifiek verhaal worden opgehaald. En het mooie is: als we eenmaal zo’n detailrijk verhaal in handen hebben, komen er door associatie vaak meer boven.

Kneedbaar verleden

Mensen denken vaak dat herinneringen statisch zijn; dat ze, eenmaal aangemaakt, in het ‘archief’ in ons hoofd worden opgeslagen, en dat we ze daar keer op keer uit kunnen ophalen zonder dat er iets aan verandert. Je levensverhaal vertellen komt in die gedachtegang neer op het keurig op een rijtje leggen van al die archiefstukken: kijk, zo ziet mijn verleden eruit.
De waarheid is anders. Ten eerste bepaalt de stemming waarin we verkeren, tot welke herinneringen we makkelijk toegang hebben en tot welke minder goed. Als alles lekker loopt, zullen mensen dus een andere rij herinneringen als levensverhaal presenteren dan in een sombere bui.

Ten tweede worden herinneringen iedere keer dat ze worden opgehaald, licht herschikt. We interpreteren ze immers altijd in het kader van het verhaal dat we op dat moment aan het vertellen zijn. Herinneringen aan de gedrevenheid van je moeder zullen een andere rol spelen in een betoog over wat je baan voor je betekent (‘Mijn moeder heeft me laten zien hoe belangrijk het is dat je echt gelooft in wat je doet’) dan in een verhaal over je kinderangsten (‘Als ze me ’s avonds alleen liet vanwege een vergadering kroop ik altijd bij de hond in de mand’). Als die gedreven vrouw vervolgens weer wordt opgeborgen, gaat je nieuwe zienswijze mee het ‘archief’ in.

En dan is het nog zo dat nagekomen informatie de context van bepaalde herinneringen dusdanig kan veranderen dat ze, zoals psycholoog Douwe Draaisma het zo mooi verwoordt, ‘als door een magneet aangetrokken in een ander patroon terechtkomen’.
Dat herinneringen zo plooibaar zijn, betekent dat ze minder betrouwbaar zijn dan we graag denken. Dat kan bijvoorbeeld in een rechtszaak heel ongunstig uitpakken. Maar het grote voordeel ervan voor privé-personen is dat herinneringen die niet (meer) vóór je werken, ‘in een gelukkiger arrangement geschikt’ kunnen worden.
Dat inzicht wordt dankbaar gebruikt door de vele therapeutische methodes die de laatste jaren zijn ontwikkeld om met levensverhalen te werken. In de bejaardenzorg is daar inmiddels de meeste ervaring mee opgedaan: weten hoe kwetsbare mensen terugkijken op hun leven kan de zorg vergemakkelijken. Maar psychotherapeuten en coaches werken er ook steeds vaker mee.
Let wel: het gaat in deze methodes uitdrukkelijk níét om zelfbedrog of het aanmaken van valse herinneringen. Maar wel om een zodanige interpretatie van bestaand materiaal dat het voor je welzijn op dat moment goed uitpakt.

Zo verander je een oud verhaal

Het zijn niet zozeer de feitelijke gebeurtenissen die je levenskwaliteit bepalen, maar de verhalen die je jezelf over die gebeurtenissen vertelt: dat is het uitgangspunt van de levensverhaalmethode van Gerben Westerhof en Ernst Bohlmeijer van de Universiteit Twente.
Wat te doen als er in je hoofd een onaangenaam verhaal zit dat telkens opnieuw en in dezelfde vorm opklinkt? Onderstaande ‘helende vragen’ kunnen helpen, zeggen Westerhof en Bohlmeijer, om rond zo’n herinnering een gunstiger verhaal te maken.
Het is nadrukkelijk niet de bedoeling om hiermee een gebeurtenis krampachtig positief te gaan zien. Wat de vragen wél kunnen bewerkstelligen, is dat je accepteert hoe het toen is gegaan, en aanknopingspunten ontdekt voor een verhaal waarmee je wel verder kunt. Daarmee kun je, in de woorden van de Twentse psychologen, een gesloten litteken maken van een wond die je door het eindeloos hervertellen van hetzelfde verhaal open hebt gehouden.

1. Hoe ben je ermee omgegaan?

Hoe naar een gebeurtenis of periode ook was, je hebt het toch volgehouden. Vaak vergeten mensen dat ze actief dingen hebben gedaan om het leven draaglijk te houden of een rotsituatie te doorbreken. Welke overlevingsstrategieën hebben je geholpen, al was het ook maar een beetje?
Denk aan: ‘Ze konden me op school nog zo hard uitlachen om mijn balletlessen, stiekem wist ik altijd dat dansen voor mij belangrijker was’, of: ‘Hoe rot ik me ook voelde, ik zorgde er altijd voor dat ik gezond bleef eten.’

2. Wat waren de uitzonderingen?

Mensen kijken vaak in zwart-wittermen terug op een moeilijke periode. Maar wie beter kijkt, vindt bijna altijd wel een paar lichtere stipjes grijs. Welke lichtere stipjes kun je zelf vinden in die zware periode uit je leven?
Denk aan: ‘Soms had mijn moeder toch aandacht voor me’, ‘Er waren ook periodes dat mijn partner en ik samen veel plezier hadden’.

3. Zijn er andere verklaringen?

Een kind denkt al snel dat het gepest wordt omdat het stom is, of door zijn vader geslagen omdat het niet deugt. Maar er zijn eigenlijk altijd óók andere verklaringen te bedenken. Welke alternatieve verklaringen zijn er te bedenken voor iets wat je als heel kwetsend hebt ervaren?
Denk aan: ‘Ik werd gepest omdat er op mijn school veel kinderen zaten die het thuis minder goed hadden dan ik.’ Of: ‘Mijn vader sloeg me omdat hij gewoon nooit had geleerd dat je een kind ook op een opbouwende manier kunt corrigeren.’

4. Wat heb je ervan geleerd?

Ook als het op het moment zelf alleen maar pijnlijk was, kun je achteraf vaak nog wel een bepaalde les uit een een nare situatie of periode trekken. Welke les is dat in dit geval?

Denk aan: ‘Toen ik me realiseerde dat ik tegen mijn zoon dezelfde dingen begon te zeggen als mijn vader vroeger tegen mij, wist ik: we moeten begeleiding zoeken’, of: ‘Ik zag ineens dat die treiterende klasgenoten hartstikke ongelukkig waren. Iemand die goed in zijn vel zit, doet niet aan pesten.’