Aan de ene kant woont de puber, die nooit voor enen naar bed gaat en op zaterdag in het holst van de nacht op de deur bonkt omdat-ie zijn huissleutel vergeten is. Aan de andere kant wonen drie kleine meisjes voor wie de dag begint tussen zes en halfzeven. In het midden liggen wij, en proberen in de tussenliggende uren nog wat slaap te vangen.

Je hebt avondmensen en ochtendmensen, dachten onderzoekers vroeger, and never the twain shall meet. Inmiddels lijkt het erop dat het iets ingewikkelder in elkaar zit. Er zijn op zijn minst drie chronotypes, grotendeels genetisch bepaald, en het dag-nachtritme verschuift ook nog eens met de leeftijd: vanaf de puberjaren richting late avond, daarna wordt de klok weer langzaam teruggezet. Al die variatie is er niet voor niets, vermoeden evolutionair psychologen. Daardoor was er binnen de groep namelijk altijd wel iemand wakker om het kampvuur aan te blazen en te waarschuwen voor rondsluipende sabeltandtijgers. Die gamende puber die in het blauwe schijnsel urenlang zombies zit te verslaan, die volgt dus gewoon zijn oerinstincten.
Amerikaanse onderzoekers toetsten deze theorie vorig jaar door een groep jager-verzamelaars in Tanzania polsbandjes om te doen. En inderdaad: in de twintig dagen dat het experiment liep, bleken er maar achttien minuten te zijn geweest waarin de hele groep tegelijk diep in slaap was. Achttien minuten! Dan zijn die rommelige nachten bij ons thuis nog een wonder van solidaire slaap. Een schrale troost misschien, als je ’s nachts naar de slapende rug van je geliefde ligt te staren, maar beurtelings wakkerliggen heeft zijn nut voor ons voortbestaan dus echt bewezen.

Nachtvlinders en ochtendhaantjes verschillen niet alleen in hun bedtijdvoorkeur, weten chronobiologen inmiddels. Allerlei lichamelijke processen tikken gezellig mee op het ritme van onze biologische klok – van het moment waarop we zin krijgen in koffie tot het ideale tijdstip voor een vrijpartij, een wandelpauze of een eiwitrijke snack. En hoe meer je je leefritme kunt afstemmen op die interne klok, hoe productiever en vrolijker je bent.
Klinisch psycholoog en slaaponderzoeker Michael Breus schreef er een boek over en deelde voor dit nummer zijn belangrijkste inzichten. Pas ze toe en slaapproblemen en energiedips verdwijnen als sneeuw voor de zon, belooft hij. Toegegeven: niet iedereen heeft die ruimte – verpleegkundigen, docenten en cabinepersoneel moeten hun dag-nachtritme maar aanpassen aan de noden van de medemens, en ook ouders van jonge kinderen kunnen zich de luxe van een eigen bioritme niet permitteren. Al brengt het leven tussen twee tijdzones één groot voordeel met zich mee, heb ik inmiddels ontdekt: zodra mijn hoofd het kussen raakt, ben ik vertrokken.