Er was een tijd dat je geen groter compliment kon krijgen dan dat je ouder werd geschat dan je paspoortleeftijd. ‘Ouder’ was volwassener, stoerder, rijper, zelfstandiger, oneindig veel beter dan het dartele hertje dat je was.

Ergens in de jaren daarna moet iets vreemds gebeurd zijn, want opeens breekt het moment aan dat je heimelijk punten verdient met elk jaar dat je jonger wordt geschat. Ik vermoed dat het omslagpunt ergens rond de 30 ligt – het moment dat je voor het eerst ontdekt dat misschien niet alles eeuwig duurt. ‘Ouder’ leidt vroeg of laat tot ‘oud’: in onze samenleving het synoniem van suf, roestig, onaantrekkelijk, een schrikbeeld om voor weg te duiken. Het is niet voor niets dat filmpjes over lieve eenzame opa’s die vergeten zijn door hun (klein)kinderen meteen viral gaan – we liken, delen en klikken gauw weer weg met een mengeling van empathie, schuldgevoel en angst voor wat ons straks te wachten staat. Voor iets wat helemaal vanzelf gaat, lijkt ouder worden nog een lastige uitdaging.

En dat terwijl de wetenschap inmiddels zoveel inzicht heeft in het verouderingsproces dat de achteruitgang flink vertraagd kan worden. Straks worden we massaal gezond stokoud, belooft redacteur Anne Pek, die zich voor het dossier in dit nummer door een grote stapel verouderingsliteratuur heen werkte – en zich meteen ook afvroeg of we daar wel blij mee moeten zijn. Want moet er niet eerst iets om in ons hoofd voordat we die toegevoegde levensfase zinvol kunnen invullen? Wat gaan we doen met die extra jaren als het ons niet eens lukt om welgemoed veertig, vijftig of zestig te worden?

Growing old gracefully: het is nog een hele kunst. Zelf heb ik nog twee oma’s die beiden die kunst verstaan, zij het op een andere wijze. De een is 88 en maakt nog altijd een huppeltje als ze jonger wordt geschat (dat krijg je als je rijdt in een sportauto op kniehoogte en weigert onopgemaakt de deur uit te gaan, omdat een dame geen concessies doet aan stijl). Mijn andere oma heeft inmiddels het segment ‘leeftijdloos’ betreden. Dat ze haar gehoor verliest en in een rolstoel zit, verhindert haar niet om elke dag intens te genieten van het wonder van Gods schepping en daar lange brieven over te schrijven aan haar kinderen en kleinkinderen. ‘Alleen al als ik uit mijn raam kijk, zie ik overal schoonheid,’ schreef ze op haar laatste kaart. ‘Ik heb nu alle tijd hiervoor, voordeel van de ouderdom.’ Om af te sluiten met de verwonderde verzuchting: ‘Gek hè; je eet een stukje bloemkool en het wordt het puntje van je neus.’
Jong blijven, dat is een prachtige manier om oud te worden. Vol overgave oud worden, dat is de meesterproef.