Iedereen kent het: hoe harder je probeert in slaap te komen, hoe minder slaperig je wordt. Hoe meer je je best doet om spontaan te glimlachen, hoe krampachtiger de grimas op je gezicht wordt. Wil je de liefde van je leven tegenkomen, ga dan vooral met ongewassen haren naar de supermarkt.

Training Leer loslaten
Training

Training Leer loslaten

  • Leer accepteren in plaats van vechten
  • Leer de controle los te laten
  • Leer te leven volgens je waarden
Bekijk de training
Nu maar
79,-

Ik heb het met gitaarspelen. Braaf oefen ik nieuwe stukjes, maar vroeg of laat komt het moment waarop dat niet meer werkt. Mijn vingers weigeren dienst. Dit kon ik toch al spelen? vraag ik me verbaasd af. Waarom nu ineens niet meer?

Omdat ik het te hard probeer, zou Edward Slingerland zeggen. Slingerland is hoogleraar Aziatische wetenschappen in Vancouver, hij weet alles van oude Chinese schrijvers, en hij schreef het boek Try not to try.

Daarin draait het om de geesteshouding die de Chinezen al duizenden jaren kennen onder de naam wu-wei (spreek uit: oe-wee), wat letterlijk ‘niet-doen’ of ‘niet-proberen’ betekent.

Maar wu-wei gaat niet om niets doen. Het gaat om iets doen zonder dat je jezelf belemmert met krampachtig willen. Daardoor krijgt je actie een mysterieuze kwaliteit van moeiteloosheid.

Het is die toestand waarin ervaren musici fantastisch kunnen improviseren. Waarin je backhand onverslaanbaar wordt of je ineens de berg spullen opruimt waar je al weken tegenaan hikte. Waarin je opgaat in wat je doet, aanwezig en alert, zonder innerlijke stoorzenders.

Ook ik ken wu-wei. Als ik me ontspan en een beetje voor me uit zit te tokkelen, speel ik hetzelfde gitaarstukje soms ineens foutloos.

Groter dan jezelf

Wu-wei lijkt op flow, de mentale toestand die eind vorige eeuw werd ‘ontdekt’ door de Amerikaanse psycholoog Mihaly Csikszentmihalyi. Hij stelde vast dat mensen zó geabsorbeerd kunnen worden door een uitdagende bezigheid dat ze zichzelf vergeten.

Maar er is een verschil, zegt Slingerland desgevraagd in een e-mail. Want onze opvatting van flow is typisch westers en prestatiegericht: ‘Bij flow denken we aan complexe uitdagingen en gaat het alleen om jezelf. Het kenmerk van wu-wei is juist dat je voor je gevoel opgenomen bent in iets wat groter is dan jezelf. Daardoor vallen ook bezigheden als spelen met je kinderen of koken eronder, als je die ontspannen, spontaan en moeiteloos doet.’

Onze normale westerse houding is: hoe harder je je best doet, hoe meer je bereikt. Zelfs flow wordt dan al gauw iets om na te streven, want het levert zoveel op. Maar als je er om die reden naar streeft, raak je vanzelf weer gespannen en geremd. Het is de vraag of de belangrijkste dingen in het leven zich wel zo laten afdwingen.

Chinese schoolstrijd

Eerlijk is eerlijk: uit Slingerlands boek blijkt dat de oude Chinezen ook worstelden met die vraag. Moet je keihard werken om jezelf in die gezegende toestand te krijgen, of juist niet? De ene ­filosofische school bestreed de andere met kracht.

Confucius was de man van het harde werken. Van hem moest alles volgens traditionele voorschriften verlopen, van theedrinken tot het land besturen. Pas als je jezelf tientallen jaren had gedrild in de juiste manieren van bewegen, praten en denken, kwam het allemaal goed. Dan had je van ethisch gedrag een automatisme gemaakt en kon je helemaal ontspannen. Tegen die tijd was je zeventig jaar oud, maar een kniesoor die daarop lette.

Laozi en de vroege daoïsten (ook wel Lao Tse en taoïsten genoemd) leken meer op oerhippies. Ze waren voor ‘natuur’ en ­tegen ‘cultuur’, geloofden dat iedereen perfect geboren wordt en dat je alleen maar naar je buik hoeft te luisteren, want die heeft simpele, bescheiden behoeften. Je ogen daarentegen leiden je voortdurend naar iets wat je niet nodig hebt maar toch begeert, en dan begint alle trammelant. Want daarmee ben je je spontaniteit kwijt.

Laozi gaf zijn leerlingen vermoedelijk meditaties op, die ze moesten doen totdat hun prefrontale cortex – het ­cognitieve controlecentrum in ons brein – spontaan deactiveerde. Gewoon een goed mens worden, was verder het ­devies: vriendelijk, eerlijk en oprecht.

In Laozi’s beroemde boek Daodejing wordt de ­lezer geadviseerd het leven te accepteren zoals het is. Dan ben je in harmonie met de Hemel, de goddelijke wil, en daarmee met jezelf. En in wu-wei.

Opgaan in het al

In harmonie met de Hemel – wat moeten wetenschappelijk ingestelde mensen daaronder verstaan? Volgens Slingerland dat je je opgenomen voelt in een waardensysteem dat meer omvat dan jezelf alleen. ‘Uiteindelijk kom je alleen in diepe wu-wei,’ mailt hij, ‘als je opgaat in wat je doet op een min of meer spirituele manier. Ik weet er geen beter woord voor.’

Maar hedendaags hersenonderzoek kan volgens hem verhelderen wat de oude Chinezen bedoelden. Het lijkt erop dat we beschikken over twee vormen van cognitie, van informatieverwerving en -verwerking: een ‘warm’ en een ‘koel’ systeem.

Die buik waarnaar we van Laozi moesten luisteren, die komt overeen met dat ‘warme systeem’, door wetenschappers ook wel hot cognition genoemd. Het draait op onze emoties, onze intuïtie. Het ‘koele’ systeem, dat is onze logica, ons cognitieve controlesysteem. Maar het is ook het stemmetje dat bijvoorbeeld dramt ‘dat kan ik niet’, of ‘niet zeuren, dooroefenen!’

Moet je dat controlecentrum dan uitschakelen om in wu-wei te raken? Nee, het ligt subtieler. Dat bleek een paar jaar geleden uit experimenten waarin jazzmusici in hersenscanners moesten improviseren.

Daarbij werd onder andere gekeken naar de activiteit in hun laterale prefrontale cortex, laterale pfc, en anterieure cingulate cortex, acc. Samen regelen deze hersendelen dat je bewust kunt besluiten het ene te doen en iets anders te laten. Maar samen maken ze ook dat je een gevoel hebt van inspanning, van moeite.

Wat bleek uit het onderzoek? Bij de improviserende jazzmusici zweeg de pfc. Hun acc bleef nog wel actief, maar op een lager pitje. Het controlesysteem sprong dus als het ware op de waakvlam. Daarmee kreeg het warme systeem alle ruimte. Kennelijk is dat het recept voor soepel en moeiteloos actief zijn.

Als je in wu-wei bent, dan werken je twee systemen, koel en warm, naadloos samen en dat maakt je superefficiënt en soepel, zonder dat je jezelf uitput. ‘Bij een mens in wu-wei is de geest be­lichaamd en het lichaam begeesterd,’ zo omschrijft Slingerland het. De twee systemen zijn volkomen geïntegreerd en dat leidt tot een intelligente spontaniteit die in perfecte harmonie is met de omgeving.

Spontaan is betrouwbaar

In wu-wei krijg je vanzelf de (spreek uit ‘duh’) – nog zo’n oud Chinees concept, vergelijkbaar met charisma. Want wu-wei is aanstekelijk. ‘In de nabijheid van mensen die lekker in hun vel zitten, raken we zelf ook ontspannen en ­lekker in ons vel,’ zo verklaart Slingerland dat.

Maar ook daarbij geldt: hoe harder je je best doet om de te krijgen, hoe minder het lukt. Want dan ben je niet spontaan en echt. Terwijl die twee er juist het belangrijkste ingrediënt van zijn. Logisch, stelt Slingerland: wie spontaan is, manipuleert niet. ‘Liegen en bedriegen, je eigenbelang verbergen, dat kost allemaal energie. Dus als mensen zich moeiteloos bewegen, vertelt onze intuïtie ons dat ze betrouwbaar zijn.’

Daar moeten we het mee doen. Een helder stappenplan om in wu-wei te ­raken en de te verzamelen is er niet. Als het gaat om fysieke taken als tennissen of gitaarspelen kun je volgens Slingerland beter Confucius volgen en oefenen tot je weet dat je je veilig kunt ontspannen omdat het er wel in zit.

Als het gaat om daten, spelen met je kinderen of koken, kunnen we beter luisteren naar Laozi, naar onze buik. Met ons cognitieve controle­systeem waakzaam op de achtergrond, en een pleister op de mond van dat innerlijke zeurstemmetje.