Plezier wanneer iemand op z’n bek gaat: het is kennelijk een vrij algemeen laag en lelijk trekje van mensen. Een trekje dat ik inmiddels van de andere kant heb ervaren; de onderkant. Daarbij viel me vooral op hoe snel en hard mensen oordelen zonder van de hoed en de rand te weten. Wat is daar eigenlijk leuk aan? Wat schiet jij ermee op als iemand anders blundert?

Gebleken is dat de zelfwaardering van de verkneukelaar een rol speelt. Degenen die – vaak onbewust – onzeker zijn, hebben het meeste plezier om de afgang van anderen en oordelen het hardst*. Ze verhogen hun eigen zelfwaardering door een ander de grond in te trappen. Met ‘kijk eens hoe dom’ lijken ze zelf slimmer.

Deze truc wordt op alle niveaus bedreven, ontdekte ik toen ik zelf onder vuur lag. De welopgevoede verkneukelaars zijn zogenaamd bezorgd over waar de wereld naartoe gaat en roepen het slachtoffer op tot ‘zelfreflectie’. Maar eigenlijk weten ze best dat zelfreflectie juist niet gediend is met een legertje betweters die continu publiekelijk meekijken of jij wel genoeg zelfkritiek hebt. Op het laagste niveau roepen mensen gewoon boe, bah en schande, met veel taalfouten en soms lelijke woorden. Dankzij internet en sociale media kunnen ook zij ongecensureerd hun drek uitstorten.

Dan zijn er nog de passieve verkneukelaars, dankbaar publiek voor bepaalde columnisten – u weet wie ik bedoel – die afzeiken op hogeschoolniveau, maar in wezen ook floreren bij andermans stommiteiten. Het heeft iets parasitairs: wanneer mensen als Moszkowicz geen fouten maken, hebben afzeikers – zowel de professionelen als de hobbyisten – niks te doen.

Nu dit verschijnsel zo alomtegenwoordig is, moeten we leren erdoorheen te kijken. Met ‘kijk eens hoe dom’ zeg je eigenlijk iets over jezelf: ik ben een zieligerd en ik heb dit nodig om me toch iemand te voelen. Zo bekeken zijn afzeikcolumns wel weer leuk; een heerlijke manier om de zwaktes van de afzeiker zélf in beeld te krijgen.

Maar stel dat we allemaal heel volwassen en wijs waren. Dan zouden we beseffen: er zitten overal meer kanten aan, en die moet je kennen voordat je je mening blaat. Bij ronkende koppen in de media zouden we ons ongemakkelijk voelen. We zouden ons ergeren als tv-interviewers iemand in de rede vallen of in het nauw drijven: laat iemand nou eerst rustig zijn verhaal vertellen.

Natuurlijk, het oordelen zit ons ingebakken, maar volwassenheid en beschaving betekenen toch juist dat je dat soort primitieve neigingen bij jezelf bemerkt; dat je het even kunt opschorten voordat je schande roept. Ik doe er niet meer aan mee! Er zijn zoveel leuke dingen om over te schrijven, ik heb de blamages van anderen niet nodig om aan onderwerpen te komen. Alleen vandaag even wel.

* Bronnen: W. van Dijk e.a., Leedvermaak, in: B. Doosje, A. Fischer (red.), De sociale psychologie van emoties, Scriptum, 2005 / S. Fein, S. Spencer, Prejudice as self-image maintenance: Affirming the self through derogating others, Journal of Personality and Social Psychology, 1997 / I. McGregor, Defensive zeal: Compensatory conviction about attitudes (…), in: S. Spencer e.a. (red.), Motivated social perception: The Ontario symposium, Erlbaum, 2001