Ik word altijd een beetje treurig van zo’n reactie. Het lijkt me verschrikkelijk als je leven van het ene op het andere ogenblik omslaat en wordt beheerst door een radeloosheid die je in je laatste zorgeloze moment niet eens kende.
Het lijkt me eenzaam als buitenstaanders dan zeggen: ‘Dat zou mij niet gebeuren.’ Een indiaans spreekwoord is: Do not judge a man until you walk two moons in his moccasins; pas als je twee maanden in iemands schoenen rondloopt, weet je waar je over praat.
Maar juist daarom moeten we misschien ook niet direct oordelen over mensen die oordelen… Want hun reactie weerspiegelt een algemene menselijke neiging om aan te nemen dat slachtoffers hun leed deels zelf hebben veroorzaakt. Mensen beschermen zichzelf daarmee tegen een moeilijk verdraagbare gedachte: dat leed lukraak kan toeslaan en dat het leven onrechtvaardig is. Juist mensen die graag een rechtvaardige wereld willen, hebben die bescherming meer nodig dan iemand die over alles de schouders ophaalt.
Gaat het om kinderen, dan komt daar nog iets bij. De meeste dingen die echt belangrijk zijn in het leven – een partner kiezen, een beroep, een huis kopen, kinderen opvoeden – doen we hooguit een paar keer. Juist in die superbelangrijke dingen zijn we dus onervaren en weten we nooit zeker of we het wel goed doen. Sterker nog, je kunt ervan op aan dat je het níét helemaal goed doet, juist zoiets wezenlijks als de opvoeding van je kinderen – iets dat ook raakt aan de kern van wie je bent.
Uit onderzoek is bekend dat onzekerheid zich kan uiten in het fanatiek uitdragen van je eigen keuzes. Defensieve bevlogenheid heet dat: bevlogenheid waarmee je je eigen twijfels afdekt. Dat is goed te zien bij veel moeders, die bijna allemaal worstelen met lastige keuzes en dan ook steevast keihard oordelen over moeders die het anders doen.
Moeders die hun kind nog lang de borst geven, of juist niet, moeders die werken of juist niet, moeders die hun kind naar de crèche brengen om godbetert te gaan wínkelen, moeders die winkelen mét – luidkeels jengelende – kinderen, en die dus niet streng genoeg zijn, of juist moeders die flink de wind eronder houden. Zolang je volhoudt dat een ander het verkeerd doet, stel je jezelf gerust dat jij het dus goed doet.
Maar al die oordelen zijn in feite gemiste kansen om elkaar te steunen. Als je heel eerlijk zou zeggen: ‘Ik doe het zo, maar ik vraag me vaak af of ik het wel goed doe’ – dan is de kans groot dat dat ook een milde reactie oproept bij de ander: ‘Ik doe het anders, maar ik weet het ook niet zeker.’ Dan kun je je twijfels fijn met elkaar delen, ervaringen uitwisselen, en samen oplopen in die mocassins.