Gisterochtend nog, toen een blij radiospotje de luisteraars oppookte om voor een habbekrats naar de andere kant van de wereld te vliegen, ‘lekker een paar dagen naar de zon’ – iets waarvan ik stilletjes had gehoopt dat het post-corona en pre-klimaatapocalyps wel afgelopen zou zijn. Maar nee. De wereld wordt niet zomaar beter, zelfs niet na anderhalf jaar zelfreflectie.

Is het daarmee één-nul voor de pessimisten? Of heeft de wereld iets anders nodig dan blind optimisme? Toen ik daarover nadacht, stuitte ik op iets waar sociaal-psychologen zich al decennialang mee bezighouden: het verschil tussen hoop en optimisme.

Optimisme is de neiging om te denken dat dingen goed zullen aflopen. Het is voor een belangrijk deel genetisch bepaald: de een wordt blijmoediger geboren dan de ander. Hoop daarentegen is wat psychologen noemen een motivational state: het geloof dat het je zal lukken om iets bepaalds te bereiken.

Je hoopt dat je dat zeldzame boek te pakken zult krijgen, of dat die leuke dame van de roeivereniging jou ook leuk vindt als je maar vaak genoeg langs de bar loopt. Hoop veronderstelt dus voorstellingsvermogen en inspanning van jouw kant.

Nog belangrijker: hoop bloeit ook tegen de klippen op. In een Australisch experiment werden voetbalsupporters ondervraagd over de kansen van hun team in de competitie. Er werd ook gevraagd hoe hoopvol ze gestemd waren.

Niet heel verrassend scoorden de supporters van de topteams op de lijst hoog op hoop en op optimisme. Maar opvallend hoopvol waren ook de echt fanatieke clubfans van teams die juist laag in de competitie stonden, en die helemaal niet zoveel vertrouwen hadden in de goede afloop. Hoop bloeit dus op in omstandigheden waarin de uitkomst onzeker is – maar de belangen groot.

Als je het zo bekijkt, vraagt deze tijd helemaal niet op optimisme. Klimaatverandering, ziektegolven, toeslagendrama’s: de goede afloop is allerminst zeker. Maar hoop is de moed om tóch te verlangen naar iets beters. Hoop zet aan tot verandering.

Voor dit herfstnummer verzamelden we zulke hoopvolle verhalen. Het verhaal van Griet Op de Beeck, die zich ontworstelde aan haar destructieve jeugd en een manier vond om de publiekskritiek van zich af te laten glijden nadat ze haar hervonden herinneringen deelde.

Het verhaal van de dragqueens (en die ene dragking), die zich losmaken van knellende gendernormen en vrijheid vinden in hun alter ego. Het verhaal van narcisme-onderzoekster Nina Brown, die ontdekte dat je wel degelijk kunt genezen van het trauma dat een op zichzelf gerichte ouder nalaat. Niet door het contact te verbreken, maar door elke keer opnieuw te reageren vanuit een volwassen perspectief.

En nee, niemand zegt dat het makkelijk is. Maar juist daarom is er hoop.