‘Liefje? Waarom staan er op dit blaadje allemaal piemels?’
‘Grappig, toch?’
‘Jawel, maar moest je die per se vandaag tekenen?’
‘Dan kan ik beter nadenken.’
‘Maar dit is je Cito-toets! En je hebt veel antwoorden niet ingevuld. Dus dan hielp het niet.’
‘Natuurlijk wel. Want mam, ik heb een uitvinding bedacht. Als je via de school-wc door alle buizen naar beneden gaat, kom je uit aan de binnenkant van de aarde en dan ga je daar vuur halen en dat is het vuur dat alles beter zal maken, want ik hoor bij het Leger van de Betermakers, dat weet je toch, nou ja en dus ga ik naar Oekraïne en kom ik met mijn vuur en zal ik vrede stichten, o en trouwens dat vuur kan ook een vlam worden voor een nieuw soort Olympische Spelen, namelijk Spelen tussen landen die eerst ruzie hadden, dat is heel mooi, nou, daar moest ik dus de hele tijd aan denken. En nee, sorry, niet aan begrijpend lezen.’

Training Makkelijker leven met ADHD
Training

Training Makkelijker leven met ADHD

  • Leer wat het betekent om ADHD te hebben
  • Ontdek hoe je het leven met ADHD makkelijker maakt
  • Met inspirerende video's en artikelen
Bekijk de training
Nu maar
45,-

Bij deze stel ik voor: mijn jongste zoon, aangenaam. Hij is uitvinder. Vredestichter. Dromer. En hij is vooral iemand die in geen enkel kader past. Tijdens toetsen fantaseert hij zich een weg naar buiten.

Buiten zijn school, buiten de boeken, buiten het stramien. Zijn brein is een bruistablet. Een vrolijk bubbelend orgaan waar voortdurend gedachten in oppoppen.

Zijn oudere broer heeft net zo’n hoofd. Eindeloos heb ik op scholen gehoord: ‘Hij kán het wel, maar is te snel afgeleid.’ Door een vogeltje. Een gekke bek. Maar vooral door zijn eigen hersens.

Na het zoveelste op-het-matje-gesprek besloten we naar een neuropsycholoog te gaan. Zijn conclusie toen we eindeloos vragenlijsten hadden ingevuld (die ik door een wonder piemelvrij wist te houden): beide jongens hebben ADD, het dromerige zusje van ADHD.

Toen we de uitslag bespraken, werd mijn man steeds stiller. Uiteindelijk vroeg hij zacht: ‘Zou ik ook zo’n test kunnen doen?’ De uitslag was eenduidig: ADD’ers, ik spaar ze allemaal.

En ik ben dolblij dat ik weet hoe het zit. Soms tut-tutten kennissen tegen me. Al die figuren die opeens AD(H)D hebben. Vroeger waren mensen gewoon een beetje druk, mag dat niet meer zonder dat er een pot pillen op tafel komt? Ja hoor, dat mag.

Maar ik zie een diagnose niet als stigma. Ik zie het als een liefdesverklaring. Je kunt iemand pas waarderen als je hem of haar werkelijk kent. Nu ik snap hoe de bubbeltjesbreinen van mijn huisgenoten functioneren, erger ik me niet meer aan een zonnebril die is achtergelaten in het vriesvak (echt gebeurd), aan eindeloze verhalen over fantasievredesmissies – zelfs niet tijdens een plechtig familiediner (echt gebeurd) of aan fietsen die gestolen worden omdat de sleutels er nog in zaten (ook echt gebeurd, twee keer zelfs).

Want ik kijk naar mijn mannen. Ik zie ze nu echt. Hun drukte. Hun chaos. Hun enthousiasme. Ik vier hun bonte breinen. Of mijn jongste zoon daadwerkelijk gaat zorgen voor wereldvrede, weet ik niet. Maar lucht, licht en leven brengt hij wel. En van een piemeltekening is nog nooit iemand slechter geworden.