‘Hoe heftig het ook werd, ik hield hoop’

Sonja (43) is verpleger en had twee jaar lang een relatie met een man die haar mishandelde.

‘Ik dacht dat ik zonder hem niet kon bestaan’

‘Ik dacht dat ik zonder hem niet kon bestaan’

Haar eerste liefde, de vader van haar zoontje, mishandelde haar tot botbreuken aan toe. Toch bleef R...

Lees verder

‘Die blik in zijn ogen. Die zal ik nooit vergeten. Hij had zijn handen om mijn keel en probeerde me te wurgen. Mijn bril vloog af. Mijn kind stond toe te kijken, hij was muisstil. Ik wurmde mezelf los en besloot: nu is het klaar.

De tranen liepen over mijn wangen. Van de pijn, maar ook van vernedering. Hoe had het zover kunnen komen? Ik wist dat ik dezelfde dag nog weg zou gaan. Een paar maanden daarvoor had ik mijn familie ingelicht.

Zodat ze me konden helpen als het echt nodig zou zijn; als ik bijvoorbeeld naar het ziekenhuis zou moeten. Dat was moeilijk. Ik schaamde me, maar moest voor mijn eigen veiligheid kiezen.

Toen we met de hele familie samen waren, zei ik: “Niet schrikken maar ik word thuis mishandeld.” Mijn stiefmoeder was de enige die reageerde: “Edith, ga daar weg! Dit wordt alleen maar erger.”

Ik wist dat ze gelijk had, maar ik hield te veel van mijn man om hem in de steek te laten. Zijn gedrag zag ik als een ziekte, waar hij zelf ook slachtoffer van was. Het was aan mij om hem te helpen.

Ik wilde die belofte van trouw in voor- en tegenspoed nakomen. Hoe heftig het ook werd, ik hield hoop. Al sloeg en schopte hij me iedere week, we zouden eruit komen. Ik stelde therapie voor, gesprekken samen, maar hij wilde er niets van weten.

Hij was te trots om mijn hulp aan te nemen. Toen ik wegging, wist ik dat het voor altijd was. Met bonkend hart liep ik met mijn zoon op mijn arm naar de auto. Ik zou nooit meer terugkomen. Mijn zoon en ik hebben wekenlang in de auto geslapen.

Ik durfde niet naar familie te gaan. Mijn broer zou mijn man een lesje willen leren en dat wilde ik niet. Ik moest hem beschermen, ondanks alles wat hij mij had aangedaan.

Gelukkig kreeg ik na een tijdje een huis toegewezen. De liefde die ik ooit voor hem voelde, is nu weggeëbd. Ik heb gedaan wat ik kon, met heel mijn hart. Hij wilde mijn hulp gewoon niet.’

‘Zelfs tijdens mijn zwangerschap mishandelde hij mij’

Wendy (35) is kunstenaar en overledenenverzorger. Ze had vijfenhalf jaar een relatie met een man die haar sloeg, verkrachtte en probeerde te wurgen.

‘Ik dacht dat we gelukkig waren. Dat hij mijn prins op het witte paard was. Ik werd gewaarschuwd: hij zou een foute man zijn. Maar wat wisten anderen daar nou van?

We waren een paar maanden samen, toen hij me voor het eerst sloeg. Ik was verbijsterd. Waarom deed hij dit? Had ik iets verkeerds gedaan? Daarna kwam de woede. Ik ging naar zijn stamkroeg en liet mijn blauwe plekken zien.

Zijn vrienden moesten weten hoe hij écht was. Voor mijn gevoel kwam ik voor mezelf op, maar hij was niet onder de indruk. Het werd alleen maar erger. Iedere week was het een paar keer raak.

Hij heeft me gestoken met een vork, een glas naar mijn hoofd gegooid. Als hij seks wilde, en ik niet, dan ging hij gewoon door. Verkrachting dus. Hij heeft me gewurgd tot ik mijn bewustzijn verloor. Ik probeerde tegen hem te vechten, maar hij was te sterk.

Hij werd steeds creatiever. Hij spoot traangas door het sleutelgat toen ik mezelf doodsbang had opgesloten in de slaapkamer. Toch bleef ik nog vijf jaar bij hem. We kregen zelfs een dochter.

Ik hoopte dat ons kind – zijn eigen vlees en bloed – zijn goedheid omhoog zou halen. Dat hij zou denken: “Waar ben ik mee bezig? We worden samen een gelukkig gezinnetje.” Niet dus.

Zelfs tijdens mijn zwangerschap mishandelde hij mij. Ook nadat onze dochter geboren was. Ik probeerde de klappen op te vangen, zodat zij niet per ongeluk een tik zou krijgen. Van binnen schaamde ik me. Dat een sterke vrouw als ik dit liet gebeuren.

Toen mijn vader ook klappen kreeg, was de maat vol. Ik moest mijn familie en mijn kind beschermen. De tranen lopen nog over mijn wangen als ik het vertel. Ik ben weggegaan en heb aangifte gedaan. Hij kreeg één jaar gevangenisstraf.

Ik heb nog lang geprobeerd hem te begrijpen. Ik denk nu dat hij ziek is geboren en heb hem kunnen vergeven. Niet voor hem, maar voor mezelf. Hij verdient het niet om nog langer grip op mijn leven te hebben.’

‘Als man heb je geen rechten in zo’n situatie’

Johan (60) werkte als schilder en had tien jaar lang een relatie met een vrouw die hem sloeg.

‘Ze schreeuwde en gooide van alles naar mijn hoofd. Ik wilde geen ruzie, vluchtte naar de slaapkamer. Ik kroop diep onder de dekens en hoopte dat ze me met rust zou laten. Even was het stil.

Toen kwam ze binnenstormen, trok de dekens van me af en sloeg met een ijzeren stang op mijn been. Het bloed zat overal. Ik had pijn, was woest maar voelde me ook onveilig. Natuurlijk kon ik haar makkelijk aan, maar ik was bang dat ik haar pijn zou doen. En dat ik dan zelf naar de gevangenis zou moeten.

Ik belde de politie. In de ogen van die agenten zag ik wat ze dachten: “Hij laat zich door zijn vrouw slaan, wat een sukkel.” Uiteindelijk moest ík de cel in. Om af te koelen, zeiden ze. Als man heb je geen rechten in zo’n situatie. Dat frustreerde me enorm.

In het begin dacht ik dat ze van me hield. Achteraf blijkt dat het alleen maar ging om wat ik kon bieden: een huis, een verblijfsvergunning, haar kinderen uit Nigeria naar Nederland halen.

Na een paar jaar – toen ze had wat ze wilde – moest ik oprotten. Dat zei ze letterlijk. Ik wilde dat niet. Ik wilde samen gelukkig zijn. Ik heb mijn zus gevraagd te bemiddelen maar tijdens dat gesprek probeerde mijn vrouw me te slaan met een volle fles frisdrank.

Ze wilde geen oplossing, ze wilde gewoon dat ik wegging. Nog drie maanden lang heb ik op de bank geslapen, in mijn eigen huis. Omdat ik het niet aankon om naast haar te liggen. Ik was bang voor wat er midden in de nacht zou kunnen gebeuren.

Daarna ben ik vertrokken. Wat voelde dat als een vernedering. Ik kwam in een blijf-van-mijn-lijfhuis voor mannen terecht. Daar zag ik dat ik niet de enige was, en heb ik de schaamte van me afgeschud. Mijn intenties waren goed.

Wat er gebeurd is, is niet mijn schuld. Er is nu geen vrouw in mijn leven. Mocht dat ooit weer gebeuren, zou ik dat leuk vinden. Maar zo dichtbij als toen laat ik iemand waarschijnlijk niet meer komen.’

‘Op slechte dagen zat hij me achterna met een mes’

Marieke (40) werkt in de horeca. Ze werd twintig jaar lang door haar man mishandeld.

‘Een jaar geleden kreeg ik een aangetekende brief. Toen ik zag dat die van mijn ex was, sloeg mijn hart op hol. Hij eiste contact met onze zoon, die dat absoluut niet wilde. Ondanks mijn schuilnaam en geheime adres had hij ons weer gevonden.

De politie zei dat ik meteen mijn spullen moest pakken. Ik liep gevaar. Maar ik was moe en wilde niet meer. Al vier jaar was ik op de vlucht. Ik besloot: nu is het klaar. Ik kan toch niet mijn hele leven blijven rennen? Het was goed dat hij ons gevonden had.

Ik moest dan maar de angst loslaten en de gevolgen accepteren. Daarna zag ik af en toe een bekende van mijn ex voor ons huis, maar ik liep gewoon langs. Ook om duidelijk te maken dat mijn leven verder was gegaan. Sinds die beslissing is het eindelijk rustig in mijn hoofd.

Gelukkig laat mijn ex ons sindsdien met rust. Ik word heel langzaam weer de spontane, vrolijke vrouw die ik was toen ik hem ontmoette. Vroeger was ik iedere dag bang. Hoe zou zijn humeur zijn?

Op goede dagen sloeg en schopte hij. Op slechte dagen zat hij me achterna met een mes. Hij heeft me eens in mijn hand gestoken. Op zo’n moment dacht ik vooral aan onze zoon. Was hij in de buurt? Zag hij dit? Ik wilde hem beschermen, maar natuurlijk heeft hij genoeg gezien.

Toen hij 4 was, voelde hij al aan wanneer het mis zou gaan. Dan begon hij opeens enthousiast over school te vertellen om mijn ex af te leiden. Nu is hij 14 en wil hij niks met zijn vader te maken hebben. Ik vind het vreselijk dat hij zoveel mee heeft moeten maken.

Waarom ben je dan ook zo lang gebleven, trut, denk ik soms. Maar hoe gek het ook klinkt: het went. Je leert ermee omgaan, het wordt onderdeel van je routine. Tussen de klappen door was ik soms zelfs gelukkig. Als de zon scheen bijvoorbeeld. Ik begrijp het achteraf zelf ook niet. Het leven is veel te mooi om in een kooi door te brengen.’

‘Ik dacht: misschien lag het aan mij’

Forensisch psycholoog Henriette (47) doet nu vrijwilligerswerk. Zeventien jaar lang werd ze door haar man geschopt, geslagen en gekleineerd.

‘De liefde was iets moois. Dat dacht ik vroeger. Iets dat je leven leuker maakt. Toen ik verliefd werd op mijn man, gingen we bijna meteen samenwonen.

Op een dag hadden we een discussie over hoeveel geld we uit zouden geven aan vuurwerk voor oud en nieuw. Hij werd woest, pakte een vleesmes en stak dat diep in het hout van de tafel. Tussen mijn vingers. Ik schrok me dood, trilde van angst.

Vanaf dat moment was het mis. Ik had toen meteen mijn spullen moeten pakken. Wegwezen! Maar ja, dat is achteraf. Ik dacht: misschien lag het aan mij. Ik had hem opgejut, of was bijdehand geweest.

Ik bleef omdat ik hoopte dat we er samen uit zouden komen. Naïef en ontzettend stom van me. Het slaan en schoppen was nog niet het ergste. Dat hij me de hele dag door kleineerde deed meer pijn. Als je partner je jarenlang vertelt dat je niets waard bent, ga je dat geloven.

Die negatieve opmerkingen worden de werkelijkheid. Ik moest veranderen, zei hij steeds. Afvallen, minder zeuren, beter voor hem zorgen. Dat was de enige manier om ons huwelijk te redden.

Toen ik erachter kwam dat hij met mijn beste vriendin naar bed was geweest, ben ik weggegaan. Ik had niets meer. Niet alleen geen spullen of geld, maar ook geen zelfvertrouwen. Het respect voor mezelf had hij compleet weggevaagd. Ik vond dat ik niets verdiende, en dus ook geen liefde.

Zeven jaar heb ik alleen geleefd. Was alleen bezig met overleven. Pas toen er een nieuwe man in mijn leven kwam, zag ik dat liefde niet altijd pijn hoeft te doen. Hij vond me bijzonder. Wat gaf dat me een warm gevoel.

De relatie ging voorbij, maar ik zie hem nog steeds vaak. Hij is mijn rots in de branding. Toch heb ik met mezelf afgesproken dat ik geen relaties meer aanga. Ik blijf voor altijd alleen, dat weet ik zeker.

Ik ben te erg beschadigd van binnen. Natuurlijk is dat een gevolg van wat er gebeurd is in mijn huwelijk. Ik kan mezelf niet meer openstellen.’

De namen zijn gefingeerd.