‘Het is ruim drie jaar geleden dat ik voor het laatst een wedstrijd verloor. Toch was ik gespannen voor dit toernooi. De nec Wheelchair Tennis Masters zijn voor mij geen gewone wedstrijden, het is het officieuze wk met de topspelers van de wereld. Iedereen – inclusief ikzelf – verwachtte dat ik zou winnen. Mensen zeggen bijvoorbeeld tegen me: ik koop een kaartje voor de finale, daar sta je toch wel in. Dat legt druk op je.

Hoe ik zou hebben gereageerd als ik had verloren? Ik weet het eerlijk gezegd niet. Misschien had ik gehuild, of was ik er heel erg chagrijnig van geweest. Ik kan me er niet echt een voorstelling van maken, hoewel ik natuurlijk weet dat dat moment ooit gaat komen. Ik ben ook maar een mens, ik kan ook een keer verliezen.

Aan de geluksgrafiek kun je zien dat ik vlak voor de wedstrijd het meest gespannen ben. Tijdens het eerste kwartier ben ik ook nog zenuwachtiger, maar als ik merk dat het goed gaat, valt de spanning weg. Toen ik het toernooi won, voelde ik me voldaan. Het geluksgevoel ebde daarna snel weer weg. Het klinkt misschien arrogant, maar ik ben er inmiddels aan gewend dat ik win.

Mijn handicap heeft geen permanente invloed op mijn geluksgevoel. Ik ben een vrij gelukkig persoon, die af en toe chagrijnige momenten heeft. Die momenten heb ik bijvoorbeeld wanneer mensen mij anders behandelen omdat ik in een rolstoel zit. Ze praten tegen me alsof ik een kind ben, omdat ze denken dat er iets mis is met mijn verstand. Mensen zouden beter moeten weten, vind ik.

Vroeger speelde mijn handicap een grotere rol. Ik voelde me down en worstelde met vragen als “waarom ik?” Nu weet ik dat het geen zin heeft om dat soort vragen te stellen. Ik heb inmiddels ontdekt waar mijn grenzen liggen, wat ik wel kan en wat niet.

De Paralympics van 2008 winnen is mijn volgende doel. Hoewel ik iedere tegenstander versla, kan ik mezelf nog motiveren. Ik leer nog van iedere training en ben tevreden als ik de vaardigheden die ik in de training leer, tijdens een wedstrijd in praktijk kan brengen. Ik speel om te winnen, niet om verlies te vermijden.

Wat me echt blij maakt? Omdat ik veel onderweg ben, voel ik me thuis het gelukkigst. Lekker afspreken met mijn vriendinnen en een bio­scoopje pikken.’

Ongelukkige prijswinnaars

Wie voelt zich het gelukkigst: de winnaar van de gouden, ­zilveren of bronzen medaille? U zou wellicht voorspellen dat de goudenmedaillewinnaar zich het gelukkigst voelt, en dat degene met de bronzen plak het meest baalt. Onderzoek laat echter iets anders zien. In een bekend psycho­logisch experiment vroegen onderzoekers studenten beeldmateriaal van de Olympische Zomerspelen van 1992 te bekijken en te beoordelen hoe gelukkig de prijswinnaars keken.

Wat bleek? De proefpersonen vonden de bronzenmedaillewinnaars gelukkiger dan degenen die een zilveren plak hadden binnengesleept. Dat is vreemd, aangezien de tweede plek objectief gezien beter is dan de derde. Volgens de onder­zoekers komt dat door het ­gemak waarmee de prijswinnaars zich een andere uitslag konden indenken. De zilveren-medaillewinnaars konden zich dus maar al te goed voorstellen dat ze goud hadden gewonnen als het maar íéts beter was gegaan. Degenen met een bronzen plak hadden daar­en­tegen ook makkelijk naast de prijzen kunnen grijpen – ze waren blij dat ze überhaupt een medaille hadden gewonnen.

In recenter onder­zoek wordt overigens een alternatieve verklaring aangedragen. Volgens de onderzoekers hebben zilverenmedaillewinnaars vooraf hogere verwachtingen en zijn ze daarom heviger teleurgesteld. Maar welke reden er ook aan ten grondslag ligt, gouden-medaillewinnaars zoals Esther Vergeer zijn het gelukkigst van allemaal.