Er zijn onderwerpen waar iedereen verstand van heeft: van friet word je dik omdat er vet in zit, sporten is gezond omdat je je hartspier traint en van koffie word je wakker omdat het cafeïne bevat.

Veel van dergelijke algemene wijsheden berusten op wetenschappelijk onderzoek, en bijna niemand twijfelt aan het waarheidsgehalte. Toch zijn er mensen die met hun ideeën tegen de mening van de massa ingaan.

Zo is iedereen het erover eens dat nicotine verslavend is, maar desondanks schreven Hanan Frenk en Ruvy Dar van de universiteit van Tel Aviv een boek waarin ze de stelling verdedigen dat nicotine níet verslavend is.

Naar de rol van nicotine is veel onderzoek gedaan, en het algemene idee is dat je door te stoppen met roken geen nicotine meer binnen krijgt, wat leidt tot onprettige onthoudingsverschijnselen als zweten, trillerigheid, concentratieproblemen, hoofdpijn en irritatie.

Door nicotinepleisters op de huid te plakken of speciale kauwgom te kauwen, zouden de stoppers minder last hebben van ontwenningsverschijnselen, en hoeven ze zich alleen nog maar te concentreren op het psychologische aspect van het stoppen.

Onderzoek rammelt

De vraag is waarom de auteurs een boek schrijven over het idee dat nicotine niet verslavend is, terwijl het verslavende effect van nicotine in veel wetenschappelijke experimenten is aangetoond.

Frenk en Dar namen voor hun boek ruim zevenhonderd onderzoeken onder de loep die eerder hadden aangetoond dat nicotine verslavend is, en concludeerden dat veel onderzoek rammelt.

Zo werden negatieve resultaten weggelaten en waren de onderzoeksgroepen te klein. Daarnaast lukte het niet om proefpersonen afhankelijk te maken van nicotine die direct in het bloed gespoten werd, terwijl dat bij bijvoorbeeld heroïne wel lukte.

Ook werd in veel onderzoeken geen rekening gehouden met het algemeen opwekkende effect van nicotine. Volgens de auteurs kan dit oppeppende effect voor een roker prettig zijn en de reden om een volgende sigaret op te steken. Maar dat hoeft niet direct te betekenen dat nicotine ‘verslavend’ is.

Ten slotte bleken veel onderzoekers verbonden te zijn aan farmaceutische bedrijven die nicotinevervangende middelen produceren en kunnen hun onafhankelijkheid en objectiviteit in twijfel worden getrokken.

De auteurs beweren dat niet al het onderzoek goed is opgezet en uitgevoerd. Maar hoe zit dat dan met onthoudingsverschijnselen? Volgens de auteurs verdwijnen die net zo effectief met nicotineloze sigaretten als met nicotinepleisters of -kauwgom.

Daarnaast voeren ze aan dat er andere gewoonten zijn die leiden tot vergelijkbare onthoudingsverschijnselen, zonder dat er een ‘verslavende stof’ wordt geconsumeerd. Zo zijn er gokkers die na een dag zonder eenarmige bandiet staan te trillen op hun benen, en nagelbijters die zich nergens op kunnen concentreren als ze een dag niet bijten.

Kauwgom en pleisters zijn geldverspilling

Roken moet volgens de auteurs gezien worden als een slechte gewoonte die, net als andere slechte gewoontes, moeilijk af te leren is. Ruvy Dar was in september in Nederland voor een congres.

Dar: ‘We ontkennen niet dat het roken van sigaretten ongezond is. Het is goed als mensen ermee willen stoppen. Wanneer mensen stoppen met roken, is het belangrijk dat ze inzien dat ze geen slachtoffer zijn van een verslavend chemisch stofje, maar van hun eigen slechte gewoonte.

Wanneer rokers onderkennen dat zijzelf de oorzaak zijn van het probleem, ervaren ze een groter gevoel van controle bij het stoppen, waardoor het proces makkelijker wordt. Pleisters plakken en kauwgom kauwen, is daarbij niet nodig. Dat kost alleen maar geld.’

• H. Frenk en R. Dar, A critique of nicotine addiction, Boston: Kluwer Academic Publishers, isbn 07 923 7225 5