Er is altijd iets om je over te verbazen Imme Dros (79), kinderboekenschrijfster:

‘Ik schrijf niet om kennis door te geven aan andere generaties. Wijsheid komt niet per gram of per ons. Ik maak verhalen om mezelf helderheid te geven. Om levensproblemen zo simpel mogelijk te stellen. Iedereen schrijft voor zichzelf. Hopelijk kunnen de lezers zich daar vervolgens mee amuseren. Ik ga ook niet naar scholen om voor te lezen aan kinderen die liever buitenspelen of op hun telefoon kijken. Stomvervelend lijkt me dat.
Op je lauweren rusten lijkt mij hetzelfde als achter de geraniums zitten. Wat heb ik eraan dat ik dertig jaar geleden iets geschreven heb? Dat heb ik met hart en ziel gedaan. Toen. Nu is het verleden tijd, nu schrijf ik weer aan iets nieuws. Er is altijd iets om je over te verbazen.
Als je geluk hebt, is ouderdom een fase waarin je nog werkt. Mijn man en ik doen dat allebei. De vrijheid om zelf de dingen te maken die je wilt maken, is het mooiste wat er is. Nu we met pensioen zijn, kunnen we dat beide fulltime doen. Dat is een verworvenheid.
Het schrijven zelf gaat niet gemakkelijker nu ik ouder word.

Een timmerman met ervaring kan niet zeggen dat hij de spijker makkelijker in de muur slaat. Dat hangt toch ook van de muur af. En de taal verandert, taal is als water. Al maanden ben ik met een kinderboek bezig. Ik vind het aardig, maar het is nog niet genoeg. Dat kan ik niet afdwingen. Dat maakt het schrijven interessant.
Ik vond het vreselijk om 30 te worden. Toen had ik het gevoel dat alles op de rails moest staan. Dat ik op volle kracht vooruit moest. Dat was een onzinnige gedachte. Ouder worden heeft zeker voordelen. Je kunt niet meer op zoveel verschillende manier mislukken als wanneer je jong en roekeloos bent. Dan kun je nog zo fout kiezen of misse dingen doen.’ Verandering hoort bij het leven.

Ivan Wolffers (68), arts, emeritus hoogleraar en schrijver:

‘Mensen tussen de 65 en 79 jaar zijn het gelukkigst. Dat heb ik niet zelf bedacht, dat blijkt uit onderzoek. Als dertiger en veertiger wil je carrière maken en ook nog voor je kinderen zorgen. Dat geeft stress die voorbijgaat als je ouder wordt. Voor veel mensen is de pensionering een slag. Maar voor mij gaat alles door. Ik mag nog schrijven en mooie dingen maken. Mijn leven is hartstikke leuk, het is één groot feest. Natuurlijk ook met dieptepunten, die horen erbij.
Verandering hoort bij het leven, het is een talent om daarmee om te gaan. Mijn lichaam is door prostaatkanker aan het verzwakken. Door uitzaaiingen zijn mijn heupen versleten.
Dertig jaar lang heb ik hardgelopen, dat kan nu niet meer. Het geeft niet. Gewoon lopen en fietsen is ook leuk. Ik ben dan wel ziek, maar ik denk bijna nooit aan doodgaan. Voor het leven is er niets, erna ook niet. Ik houd me alleen bezig met het stukje ertussenin.
Als ik naar mijn vrouw kijk, zie ik het meisje dat ik leerde kennen. De veertiger die ze ooit was. Dat beeld is niet statisch. Het is mooi om te zien hoe de lichamen van de mensen om je heen anders worden.
Marion ken ik van het schoolplein. Zij was 14 en ik 18. Geen haar op mijn hoofd die eraan dacht om haar aan te spreken. Op dat moment was ze voor mij nog geen mens, alleen maar een lichaam. Je moet met iemand praten voordat er iets overspringt, dan wordt iemand pas echt. Ik ken haar al 45 jaar, ken haar als mijn broekzak. Het emotioneert me om haar te zien veranderen. Al vind ik veranderen een rotwoord. Een boom verandert ook niet, die groeit. Zij groeit ook.’ Ik blijf lang houdbaar omdat ik zoveel op ijs heb gelegen.

Joan Haanappel (75), ex-Olympisch kunstschaatser, sportcommentator, promotor van kunstrijden:

‘Het enige wat minder fijn aan mijn leven is, is dat ik geen kinderen heb. Toen al mijn vriendinnen moeder werden, ging het leven door. Dat veranderde toen ze oma werden. Ze zijn nu minder aanspreekbaar dan toen ze zelf drie kinderen hadden. Dat heeft me ertoe aangezet om zelf iets met kinderen te doen, met toptalenten. Ik ergerde me er al jaren aan dat er in Nederland zo weinig aan kunstschaatsen gedaan wordt. Het is een stiefkindje, ze draaien alleen maar heel hard rondjes. Daarom heb ik de Stichting Kunstrijden Nederland opgericht.
Ik heb jarenlang ervaring opgedaan die ik nu kan delen. Bij mij ging alles tot mijn vijftiende zonder zenuwen. Daarna kwam de omslag. De tieners die ik spreek, gaan op die leeftijd ook beseffen dat ze een groot talent hebben. Dat legt druk op de schouders. Belangrijk is dat ze dat kunnen relativeren. Soms vertel ik dat mijn moeder altijd zei dat iedereen een talent in zijn leven heeft, maar dat niet iedereen daar de krant mee haalt. Dan liepen we langs een bakkerij waar een hele goede patissier werkte en zei ze: “Dat kunnen wij weer niet.”
Een paar jaar geleden heb ik voor het laatst op het ijs gestaan. Opeens had ik geen zin meer. Ik ben gek van mijn sport, maar ik heb zelf genoeg gereden. Tot mijn drieëndertigste heb ik aan topsport gedaan. Van mezelf heb ik zoveel moeten bewegen dat het nu genoeg is geweest. Wel heb ik er nog steeds voordeel van. Vorig jaar ben ik van een trap gevallen en is mijn knieschijf doormidden gebroken. Na de operatie ben ik heel snel gerevalideerd. Zelf zeg ik altijd dat ik lang houdbaar blijf omdat ik zoveel op het ijs gelegen heb. Net als biefstuk.’