Mini-empathie-test

  1. Als mensen om me heen nerveus zijn, word ik het zelf ook (ja/nee)
  2. Vrienden vertrouwen me vaak hun problemen toe, ze zeggen dat ik hen zo goed aanvoel (ja/nee)
  3. Ik voel snel aan wat mensen overstuur kan maken (ja/nee)
  4. Ik heb het snel door als iemand zin heeft in een praatje (ja/nee)
  5. Ik blijf meestal objectief bij films, ik laat me er niet compleet door meeslepen (ja/nee)

Bij 1 tot 3 meestal ‘ja’ geantwoord? Dan ben je affectief empathisch: je bent gevoelig, ook voor de gevoelens van anderen.
Bij 4 en 5 ‘ja’? Dan ben je cognitief empathisch: je kunt je goed een rationeel beeld vormen van hoe anderen zich voelen.

Affectieve en cognitieve empathie

Onderzoekers gingen er al langer van uit dat empathie niet één vaardigheid is, maar uiteenvalt in twee verschillende onderdelen: affectieve en cognitieve empathie.

Recent onderzoek heeft dat verschil nu ook aangetoond op breinniveau. Mensen die hoog scoren op affectieve empathie, hebben meer grijze stof in de emotieverwerkende insula. Hoogscoorders op cognitieve empathie hebben extra grijze stof in hun cingulaire cortex, waar leren, geheugen en emoties samenkomen.

Volgens de onderzoekers is het wel zo dat mensen die hoog scoren op de ene vorm van empathie, meestal ook hoog scoren op de andere.

Individual differences in local gray matter density are associated with differences in affective and cognitive empathy, NeuroImage, augustus 2015