U staat tegenwoordig bekend als ’s werelds grootste geluksprofessor, maar uw wetenschappelijke doorbraak vond plaats op het gebied van aangeleerde hulpeloosheid. Dat is niet bepaald een opbeurend onderzoeksterrein.

Martin Seligman: ‘Zoals veel psychologen ben ik mijn academische carrière begonnen met het bestuderen van ellende. Als 21-jarige student kon ik aan de slag in het laboratorium van Richard Solomon, die onderzoek deed naar pavlovreacties. We ontdekten dat honden die pijnlijke schokken kregen toegediend waar ze geen enkele controle over hadden, het op een gegeven moment opgaven.

Het zijn de kleine blijmakers waar je echt gelukkig van wordt

Het zijn de kleine blijmakers waar je echt gelukkig van wordt

Er gebeurt iets leuks of fijns, en je voelt het geluksgevoel stromen. Meestal is zo’n moment snel ...

Lees verder

Ze bleven hulpeloos, zelfs als ze die schokken in een later stadium makkelijk konden ontwijken. Dat was verrassend, want dieren werden niet geacht te denken dat hun handelingen zinloos zijn. Het klassieke uitgangspunt was immers dat er een verband wordt gelegd tussen een actie, zoals het drukken op een knop, en een uitkomst, zoals het verschijnen van een lekker hapje. De ontdekking van aangeleerde hulpeloosheid zette daarmee het hele onderzoeksgebied op zijn kop.’

U hebt zelf twee honden. Vond u dit soort experimenten niet een tikje wreed?

‘Ik heb daar ongelooflijk veel moeite mee gehad. Ik kreeg nachtmerries, en heb in een heel vroeg ­stadium zelfs overwogen om het onderzoek te beëindigen.

Een lang gesprek met mijn filosofieprofessor trok me uiteindelijk over de streep. Samen hebben we geconcludeerd dat het veroorzaken van dierenleed alleen geoorloofd is als er een gerede kans is dat menselijk lijden daarmee wordt verminderd.

Om me met mijn onderzoeksobjecten te kunnen identificeren besloot ik mezelf eveneens elektrische schokken toe te dienen. Ik at zelfs hondenvoer. Maar zodra ik kon, ben ik met dierenexperimenten opgehouden. Inmiddels heb ik ze al meer dan veertig jaar niet meer uitgevoerd.’

Hoe hebt u de overstap gemaakt van het bestuderen van ellende naar het onderzoeken van geluk?

‘Na een aantal experimenten bleek dat er honden waren die ondanks alles nooit opgaven, en in zekere zin immuun leken voor depressie. Daardoor raakte ik geïnteresseerd in optimisme. Positieve psychologie bestond op dat moment nog niet, en het duurde een tijdje voordat mijn ideeën vaste vorm begonnen aan te nemen.’

Hoe gebeurde dat?

‘Twaalf jaar geleden kreeg ik een openbaring. Ik was in mijn tuin onkruid aan het wieden en werd daarbij afgeleid door mijn dochtertje van vijf, dat aan het dansen en zingen was.

Ik verloor mijn geduld en snauwde tegen haar dat ze aan het werk moest gaan. Ze liep mokkend weg, maar kwam even later terug omdat ze met me wilde praten.

“Weet je nog toen ik niets anders deed dan zeuren?” vroeg ze. “Op mijn verjaardag heb ik me voorgenomen om daarmee op te houden. Dat was het moeilijkste wat ik ooit heb gedaan. Als ik kan stoppen met zeuren, kun jij ophouden zo chagrijnig te zijn.”

Die uitspraak drukte me met mijn neus op de feiten. Ik besefte plotseling niet alleen dat ik inderdaad een chagrijn was, maar ook wat een humeurige wetenschap de psychologie eigenlijk is.

De nadruk lag immers exclusief op de negatieve aspecten van het leven, zoals depressies, schizofrenie en andere geestesziektes. Niemand besteedde aandacht aan de vraag hoe een evenwichtig mens nog gelukkiger kan worden.’

Wat is volgens u de weg naar geluk?

‘Ik denk dat er drie niveaus zijn waarop je geluk kunt ervaren. De eerste manier is the pleasant life. Daarbij gaat het om nastreven van positieve emoties met betrekking tot het verleden, het heden en de toekomst.

Als het om het verleden gaat, moet je daarbij denken aan gevoelens van trots, tevredenheid en sereniteit. Zorg dat je dingen op een positieve manier afsluit. Wat in herinneringen voortleeft, is hoe iets eindigt, niet zozeer hoe de situatie werkelijk was.

Positieve emoties met betrekking tot de toekomst zijn onder meer optimisme, vertrouwen en hoop. En in het heden gaat het om gevoelens als warmte, comfort of extase, en hoe je de intensiteit en de duur daarvan kunt maximaliseren.

Een goede oefening is om één dag per maand vrij te houden om jezelf te verwennen met je favoriete pleziertjes. Schrijf op welke leuke dingen je van uur tot uur zou willen doen en werk die lijst vervolgens ook af.’

Hoe zijn de andere twee niveaus te bereiken?

‘Maak je geen zorgen over je zwaktes, maar ontwikkel je sterke kanten; dan zul je het vaakst flow ervaren – een totale onderdompeling in wat je doet, waarbij de tijd lijkt stil te staan.

Ieder mens beschikt over een aantal karaktereigenschappen waarin hij of zij uitblinkt, of dat nu nieuwsgierigheid is, doorzettingsvermogen of creativiteit. The engaged life is een recept om die persoonlijke krachten om te zetten in flow. De activiteit zelf maakt daarbij niet zoveel uit. Het kan gaan om je werk of om een hobby als winkelen of postzegels verzamelen.

Bij the meaningful life ten slotte wend je je sterke kanten aan om iets te dienen dat groter is dan jezelf. Actief bijdragen aan een goed doel geeft veel meer bevrediging dan een avondje stappen met vrienden. Laat mensen zien wat ze voor je betekenen. Een middel bij uitstek om sociale banden te versterken is het organiseren van een “dankbaarheidsavond”, waarbij je een belangrijk iemand in je leven in het zonnetje zet.’

Uw eigen sterke kanten zijn volgens de door u ontworpen Strength Survey leergierigheid, doorzettingsvermogen, originaliteit en spiritualiteit. Met leiderschap, uw vijfde kracht, kon u zich aanvankelijk niet identificeren. Hoe hebt u die karaktereigenschap ontwikkeld?

Martin Seligman: ‘Ik heb moeten oefenen om mezelf prettig te voelen in die rol, want ik ben een introvert persoon. Ik kon best goed het voortouw nemen als ik ertoe gedwongen werd, maar het putte me uit en ik was doorgaans blij als het weer voorbij was.

Dat veranderde toen ik werd gekozen tot president van de Amerikaanse beroepsgroep voor psychologen. Ik had die taak aanvankelijk schromelijk onderschat. Het was voor het eerst sinds de derde klas middelbare school, toen ik klassenvertegenwoordiger was, dat ik aan het hoofd stond van een organisatie – en ik kwam terecht in een enorme bureaucratie die je niet zomaar even naar je hand zet.

Degene die me wegwijs maakte, zag al direct dat ik geen doener was. Hij raadde me aan om me op te stellen als een inspirator, een visionair. Dat was een gouden advies. De beroepsgroep bleek een uitstekend platform voor het verspreiden van mijn ideeën over positieve psychologie, en ik vind het nu echt leuk om mensen te leiden.’

Toch hebt u zwakke punten die niet direct verenigbaar zijn met uw leiderschapskwaliteiten.

‘Ik ben niet goed in sociale vaardigheden en kritisch denken. Gelukkig heb ik een medewerker die op een ontzettend charmante wijze “nee” weet te zeggen. Een leider is er zeker bij gebaat als hij dat ook kan, maar ik krijg dat woord maar moeilijk over mijn lippen.’

Is het in dat opzicht niet beter om je te richten op karaktereigenschappen die je ambieert en nodig hebt, in plaats van op de sterke kanten die je toevallig hebt?

‘Dat is vooral een tactische afweging. Ik ben op zichzelf niet tegen het verbeteren van zwaktes. De klinische psychologie doet dat bijvoorbeeld per definitie. Maar therapie is moeilijk en uitputtend, en levert vaak maar matig succes op.

Positieve psychologie werkt soms beter. We hebben allemaal weinig tijd, en als je je richt op eigenschappen waar je sowieso al goed in bent, is er geen terugval en zie je veel sneller resultaat.’

Critici van de positieve psychologie stellen dat het zoeken naar geluk een nieuw gebod is geworden waardoor hedonisme hoogtij viert. Bent u het daar mee eens?

‘Ik sta open voor kritiek, dat is per slot van rekening hoe de wetenschap zich ontwikkelt. Maar het is volstrekt incorrect om de positieve psychologie te vergelijken met een “geluks­politie” die je vertelt hoe je wel en niet in het leven moet staan. Als wetenschapper houd ik me niet bezig met voor­schrijven. Ik beschrijf juist, bijvoorbeeld wat de samenleving ons oplegt en wat de consequenties daarvan zijn.

Neem het verlangen naar rijkdom. Geld blijkt nauwelijks of geen invloed op geluk te hebben. Het is veel beter om te investeren in een rijk sociaal leven. Voor iemand die een ton per jaar verdient, is tienduizend euro extra in termen van levensgeluk niet meer waard dan hooguit twee weekeinden over­werken.

Vergt dat bedrag een groter offer, dan is zo iemand gelukkiger uit als hij besluit zijn tijd met vrienden of familie door te brengen. Daarmee wil ik niet zeggen dat je dat ook moet doen, ik geef alleen de wiskundige relatie aan. De keuze blijft aan het individu.

Daarnaast is het waar dat het streven naar positieve emoties iets hedonistisch heeft. Maar positieve psychologie gaat veel verder dan de geneugtes van the pleasant life alleen. Het leven van the meaningful life, waarin je je sterke kanten aanwendt voor iets dat groter is dan jezelf, is onmogelijk voor mensen die enkel hun eigen genot najagen. Het zoeken naar zingeving is een heel sociale bezigheid.’

Hoe heeft de positieve psychologie u persoonlijk veranderd? Bent u nog steeds humeurig?

Martin Seligman: ‘Ik beschouw mezelf niet meer als een chagrijn. Daar ben ik in ieder geval in geslaagd. Maar dat nam wel bijna vier jaar in beslag, want ik behoor niet tot het slag mensen dat dit soort dingen komt aanwaaien.

Ik moet er overigens nog steeds hard voor werken. Gelukkig blijven is voor mij zoiets als het volgen van een dieet: je bent er nooit echt mee klaar. Zo heb ik me aangeleerd om me elke morgen de mensen voor de geest te halen die ik die dag ga ontmoeten. Ik probeer daarbij te bedenken op welke manier ik aardig voor hen kan zijn.

Daarnaast concentreer ik me ’s avonds voor het slapengaan op drie dingen die ik die dag met succes heb uitgevoerd. Dat zijn twee simpele oefeningen die een enorm positief effect kunnen hebben. Maar je moet ze wel elke dag doen.

Vergelijk het met een goed huwelijk. Voor sommigen komt dat op een natuurlijke manier, maar de meeste mensen moeten er gewoon voor knokken.’

Over Martin Seligman

Martin Seligman werd in 1942 geboren in Albany, New York. Hij studeerde aanvankelijk filosofie aan Princeton, waarin hij in 1964 een summa cum laude-diploma behaalde. Drie jaar later werd hij doctor in de psychologie aan de University of Pennsylvania, waar hij momenteel ook hoogleraar is. Voordat hij furore maakte als een van de grondleggers van de positieve psychologie was hij wereldwijd al een autoriteit op het gebied van depressie.

Martin Seligman staat nummer 31 op de lijst van meest geciteerde psychologen in de twintigste eeuw. In 1998 werd hij met de grootste voorsprong uit de geschiedenis gekozen tot president van de APA, de Amerikaanse beroepsvereniging voor psychologen. Hij heeft meer dan twintig boeken geschreven, waaronder bestsellers als ‘Learned Optimism, the Optimistic Child’ en ‘Authentic Happiness’, dat in Nederland is verschenen als ‘Gelukkig zijn kun je leren’.

Martin Seligman is getrouwd met Mandy en heeft zeven kinderen, die hij thuis heeft onderwezen.