1: het oog

Alles begint natuurlijk bij het oog. Dat ziet hoe licht het is, of hoe ellendig donker in december. Elk oog heeft een optische zenuw die informatie doorgeeft aan de thuisbasis, de ‘oogzenuwkruising’, waar beide oogzenuwen samenkomen.

2: biologische klok

De oogzenuwkruising is erg close met onze biologische klok, moeilijker gezegd, met de suprachiasmatische kern (SCK). Deze kern is de baas over het dag-nachtritme. Sterker nog, het creëert zelf dat ritme. Mochten aanwijzingen voor het tijdstip van de dag uit de omgeving wegvallen (zoals licht), dan kunnen de hersenen het ritme ook zelf wel regelen. Alleen: het ritme dat de biologische klok uit zichzelf produceert, duurt 24 uur en een kwartier in plaats van 24 uur. Licht zorgt ervoor dat de 24-uurcyclus ‘op zijn plaats’ blijft: elke morgen wordt de klok weer even gelijkgezet.

3: hormonen

Via de biologische klok krijgt ook de pijnappelklier doorgegeven hoe het ervoor staat met de hoeveelheid licht. ’s Morgens als het licht wordt, stopt die klier met het aanmaken van melatonine, een hormoon dat slaperig maakt. Ongeveer twee tot drie uur voor het naar bed gaan, begint de pijnappelklier weer melatonine te produceren.

Melatonine heeft aardig wat invloed op de biologische klok. Neem je bijvoorbeeld ‘s

Log in om verder te lezen.