• A: Hij heeft eigenlijk geen zin om te praten;
  • B: Als hij je aankijkt, kan hij zich minder goed concentreren op zijn verhaal;
  • C: Hij zoekt naar woorden, en daarbij kijken mensen altijd naar rechtsboven.

Antwoord B.
Oogcontact vergt veel aandacht van onze hersenen. Zoveel dat we er geen lastige denktaken bij kunnen hebben, zeggen Japanse onderzoekers. Dit na een experiment waarin ze proefpersonen oogcontact lieten maken met iemand op video die onafgebroken naar hen staarde. Vervolgens kregen ze een zelfstandig naamwoord te horen (melk) en moesten ze daar een werkwoord bij verzinnen (drinken). Proefpersonen die oogcontact moesten houden, waren daarin meestal even goed als mensen uit de controlegroep die gewoon wat mochten rondkijken. Bij de echt pittige taken echter delfden de contactmakers duidelijk het onderspit.
De onderzoekers denken daarom dat oogcontact niet echt in de weg zit wanneer je naar woorden zoekt, maar wel bij de hogere cognitieve functies.

When we cannot speak: Eye contact disrupts resources available to cognitive control processes during verb generation, Cognition, december 2016.