Dat concluderen Amerikaanse psychologen uit onderzoek waarin ze baby’s van 4 tot 8 maanden volgden. Met tussenpozen van minstens een maand bezochten ze hen thuis, en voerden dan korte toneelstukjes op. Sommige daarvan waren serieus, zoals een boek voorlezen. Anderen waren vrij absurd: de onderzoeker zette bijvoorbeeld het boek op zijn hoofd en maakte geluiden. Die malle toneelstukjes werden tweemaal opgevoerd: de ene keer was de ouder geïnstrueerd om te lachen, de andere keer om neutraal te kijken.

‘Dat was een grapje, lachen!’ zegt de smartwatch

‘Dat was een grapje, lachen!’ zegt de smartwatch

‘Dank u vriendelijk.’ Drie simpele woorden, maar vormen ze echt een dankbetuiging, of eerder een...

Lees verder

De kleintjes van 4 maanden lachten nauwelijks, zo bleek, of de onderzoeker nu gek deed of niet. Wel keken ze vaker naar hun vader of moeder als die lachte om de gekkigheid. Maar vanaf 5 maanden lachten de hummels wél vaker wanneer de onderzoeker gek deed. Het maakte daarbij niet uit of hun ouder wel of niet lachte. Vanaf zo’n 5 maanden bepalen kinderen dus zelf of er iets te lachen valt.

Social, cognitive, and physiological aspects of humour perception from 4 to 8 months: two longitudinal studies, British Journal of Developmental Psychology, nog te verschijnen