‘Een derde van de mantelzorgers verliest weleens geduld’. ‘Mantelzorger van demente raakt overbelast’. ‘Nederlanders zien op tegen meer mantelzorg’. Het is een greep uit de krantenkoppen over mantelzorg. Meestal brengen de bijbehorende berichten slecht nieuws: het is zwaar, het is moeilijk, en het loopt de mantelzorger al snel links en rechts over de schoenen.

Mantelzorgen zonder stress

Mantelzorgen zonder stress

Zorgen voor een zieke partner kan heel zwaar zijn. Vaak krijgen mantelzorgers zelf stressklachten. I...

Lees verder

Het zijn verontrustende geluiden, zeker aangezien het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) afgelopen december becijferde dat inmiddels vier miljoen Nederlanders zorgen voor een lief, vriend, buur, vader of moeder. Maar het is niet allemaal kommer en kwel. Onderzoekers weten bijvoorbeeld steeds meer over het hoe en waarom van overbelasting. Ze hebben duidelijke ideeën over wat er gedaan kan worden om die last wat te verlichten. En bovendien blijken er ook positieve kanten te zitten aan mantelzorgen.

Hoe zit dat dan, met die overbelasting? Welke factoren dragen eraan bij?

Volgens het SCP-rapport is 43 procent van de mantelzorgers in ieder geval een beetje overbelast. Ze zeggen dat de situatie van degene voor wie zij zorgen hen nooit loslaat. Een kleiner deel (17 procent) heeft het idee dat de hulp te veel op hun schouders neerkomt. 6 tot 7 procent kampt met gezondheidsproblemen of is overspannen geraakt door het mantelzorgen.

Soms wordt het zo zwaar dat mantelzorgers hun geduld verliezen; 9 procent geeft toe dat ze uit frustratie zelfs weleens schreeuwen of degene voor wie ze zorgen ruw behandelen.

Maar niet iedereen loopt evenveel risico op overbelasting, vertelt Marjolein Broese van Groenou, hoogleraar Informele Zorg aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. De belangrijkste factoren zijn ook de meest voor de hand liggende: ‘Hoe langer en intensiever de zorg, hoe groter de kans dat het te veel wordt. En wie weinig hulp krijgt van anderen en veel alleen moet doen, raakt sneller overbelast.’

Maar er speelt meer. Mensen die het idee hebben dat ze geen keuze hadden of hebben, vinden het zwaarder. In een Amerikaanse studie ging het om 44 procent; vooral ouders van kinderen. En nog iets dat een rol speelt: sekse. Mannen rapporteren minder overbelasting dan vrouwen.

Mantelzorgers van Mars, mantelzorgers van Venus?

‘Ja, het lijkt erop dat mannen het mantelzorgen beter aankunnen,’ stelt Broese van Groenou. ‘Voor vrouwen grijpt mantelzorger-zijn meer in op de rest van hun leven. Het heeft meer invloed op hun relatie en op de mogelijkheden die ze zien om zorg en werk te combineren.’ Voor de groep 35- tot 44-jarigen geldt dat nog eens extra; zij geven het vaakst aan zich ernstig belast te voelen.

Het is nog niet helemaal duidelijk waar dat aan ligt, maar er zijn wel wat aanwijzingen. Zo gaan mannen anders om met stress en problemen dan vrouwen. De seksen zijn verschillend opgevoed en verschillend beïnvloed door de cultuur waarin ze leven, legt Broese van Groenou uit.

‘Vrouwen reageren gemiddeld genomen meer emotioneel, terwijl mannen meer zoeken naar praktische oplossingen. En daar komt nog bij dat mannelijke mantelzorgers vaker hulp krijgen van anderen, en er dus minder vaak alleen voor staan.’

Ook hiervan is nog niet precies bekend waar het aan ligt. Het zou kunnen dat traditionele rolpatronen meespelen. Van een vrouw vinden we het normaal dat ze zorgt. Maar van mannen verwachten we dat minder, en dus hebben anderen misschien sneller de neiging om bij te springen.

En maakt het eigenlijk ook uit wat de verzorgde mankeert?

Dat doet het. Australische artsen volgden meer dan honderd patiënten die een beroerte hadden gehad en daardoor gehandicapt waren geraakt. Bijna al hun mantelzorgers hadden het er een jaar later nog best moeilijk mee, maar wat opviel was dat de meeste stress zat bij mensen die zorgden voor iemand die na de beroerte tekenen van dementie of gedragsstoornissen vertoonden. Er was geen verband tussen stress en zorgen voor iemand met lichamelijke beperkingen.

Dat het zwaarder is om te zorgen voor iemand met een geestelijke aandoening dan voor iemand met een lichamelijk gebrek, is een beeld dat Broese van Groenou ook in Nederland terugziet. ‘Mantelzorgers van mensen met dementie, een psychische ziekte, gedragsproblemen of ook wel een verstandelijke handicap lopen meer risico op overbelasting.

Deze mensen hebben vaak een gebruiksaanwijzing, ze zijn soms agressief, ze zijn niet altijd dankbaar. Soms kom je bijvoorbeeld in de situatie terecht dat je aan het zorgen bent voor iemand die een heel andere persoon is dan de man of vrouw met wie je getrouwd was.’

Wat kunnen we dan doen om mantelzorgers meer te steunen?

Hulp bieden en begrip tonen, zegt Broese van Groenou. Het is belangrijk dat een mantelzorger er niet alleen voor komt te staan. Ze ziet een positieve trend: ‘Ook mensen die wat verder af staan van de hulpbehoevende, zoals de buren en vrienden, raken steeds meer betrokken bij mantelzorg. Dat is een belangrijke ontwikkeling.

Zo kun je de praktische lasten delen, en ook de emotionele zorgen.’ De werkgever kan ook veel doen. Niet alleen flexibele werktijden en thuiswerken toestaan, maar vooral: begrip tonen. ‘Dat ze je niet met de nek aankijken als je regelmatig vrijaf moet nemen, bijvoorbeeld.’

Judith Prins, hoogleraar medische psychologie aan Radboud UMC in Nijmegen, onderschrijft dat. ‘Op het werk moet men begrijpen dat mantelzorgers vaker moe zijn of angstig of somber. Dat ze soms minder kunnen doen. Het is een baan naast een baan.’ Daarnaast benadrukt ze nog eens dat we de mantelzorger niet moeten vergeten.

‘Zeker als de patiënt gaat overlijden, zal alle aandacht naar hem gaan.’ In haar klinische werk met kankerpatiënten ziet ze hoeveel er op mantelzorgers afkomt: ‘Je moet al zorgen, en daar komt nog bij dat je je moet voorbereiden op de dood van een geliefde.’

En die mooie kanten van het mantelzorgen dan?

Die zijn er zeker ook, vertelt Broese van Groenou. ‘Mensen die bijvoorbeeld zorgen voor iemand die gaat sterven, zeggen vaak dat ze het fijn vinden dat ze dit nog samen gedaan hebben. Zeker als ze de mantelzorgervaring delen met familie of vrienden.’ En sowieso geeft mantelzorgen veel voldoening; meer dan 80 procent ziet het zo, volgens het SCP. Dat geldt nog eens extra voor mensen die zorgen voor hun kinderen, buren of vrienden.

Uit een overzichtsartikel uit 2013 blijkt bovendien dat het vaak gebeurt dat de relatie tussen zorger en verzorgde zich verdiept, en dat er sprake is van persoonlijke groei bij de mantelzorgers. Ze vertellen bijvoorbeeld dat ze leren blij te zijn met de kleine dingen in het leven, zoals een simpele glimlach op iemands gezicht. ‘Je kunt je trouwens tegelijkertijd belast én voldaan voelen,’ vertelt Broese van Groenou. Iets minder dan een derde van de mantelzorgers ervaart allebei. ‘Mantelzorg is zwaar, maar voelt goed.’

Bron: o.a.: Informele hulp: wie doet er wat? Omvang, aard en kernmerken van mantelzorg en vrijwilligerswerk in de zorg en ondersteuning in 2014, SCP, 2015 / C. Anderson e.a., A population-based assessment of the impact and burden of caregiving for long-term stroke survivors, Stroke, 1995 / R. Schulz e.a., Predictors and consequences of perceived lack of choice in becoming an informal caregiver, Aging & Mental Health, 2012 / Q. Li e.a., The positive aspects of caregiving for cancer patients: a critical review of the literature and directions for future research, Psycho-oncology, 2013