Volgens Kees Knipscheer van het Centrum voor Verouderingsonderzoek aan de Vrije Universiteit in Amsterdam, valt het allemaal wel mee. Familiebanden blijken sterker dan de pessimistische geluiden doen vermoeden. Meer dan negentig procent van de ouderen heeft wekelijks contact met zijn kinderen. De helft van hen heeft zelfs maandelijks contact met drie of meer kinderen.

Als er iets aan de hand is, kunnen de kinderen snel bij hun ouders zijn want ten minste één van de kinderen woont in het merendeel van de gevallen binnen een reisafstand van een halfuur. Ook hebben ouderen regelmatig contact met hun broers of zussen: 75 procent heeft ten minste een keer in de maand contact.

Overigens is er bij dit contact geen sprake van eenrichtingsverkeer. Op emotioneel gebied geven de ouderen ongeveer net zoveel als ze ontvangen. Dit geldt ook voor praktische steun, die echter iets afneemt vanaf het zeventigste levensjaar door de vermindering van de lichamelijke gezondheid.

Prof. dr. C.P. M. Knipscheer, Ouder worden als niemandsland, 118de dies natalis Vrije Universiteit Amsterdam