Volgens de Bijbel moeten we onze naasten helpen, maar wie is onze naaste en wie niet? Daar wordt blijkbaar verschillend over gedacht. In het algemeen voelen we minder empathie met leden van andere groepen (zoals mensen uit andere landen) dan met onze eigen groep, maar het is geen vast gegeven waar de grens ligt. Dat bleek uit een klassiek sociaal-psychologisch experiment, waarin studenten aan een seminarie opdracht kregen om naar een gebouw elders op de campus te lopen, om een korte presentatie te houden over de parabel van de Barmhartige Samaritaan. Tegen sommige studenten werd gezegd dat ze alle tijd hadden om erheen te gaan, tegen andere dat ze al laat waren en haast moesten maken. Onderweg passeerden alle studenten een man die in een deuropening lag te hoesten en te kreunen – een handlanger van de onderzoekers. Van de studenten die ruim de tijd hadden, stopte 63 procent om de man te helpen; van degenen die gehaast waren bood slechts 10 procent hulp. Sommige van de toekomstige priesters stapten zelfs over de hulpbehoevende man heen om zich naar hun presentatie over de Barmhartige Samaritaan te haasten.

Dit onderzoek laat zien dat empathie behoorlijk selectief kan zijn. Als we gehaast zijn of gefocust op onze eigen doelen, laten we het leed van anderen minder tot ons doordringen (al is het alleen al door verminderde opmerkzaamheid), of we bedenken een reden waarom het wel mee zal vallen (‘Die man zal wel dronken zijn’). Later onderzoek* liet zien dat we ook strategisch wegkijken van andermans leed wanneer we verwachten dat het bieden van hulp ons iets gaat kosten. Dat kan deels verklaren dat mensen minder meeleven met grote groepen slachtoffers – zoals de vluchtelingen die we nu zien – dan met een enkel geval: in een onderzoek waar deelnemers verwachtten dat om een donatie gevraagd zou worden voor kindervluchtelingen, leefden ze meer mee met één kind dan met acht; maar als er geen financiële gevolgen waren, vonden ze het leed van acht kinderen juist erger dan van één.

Het is wel schokkend om te bedenken dat onze empathie zo opportunistisch kan zijn. Als ik op tv beelden zie van vluchtelingen vind ik dat hartverscheurend, maar wie weet zou ik er heel anders naar kijken als iemand eerst had gevraagd of ik die mensen in huis wil nemen. Oké, we kunnen niet met de hele wereld meeleven; er zijn grenzen aan onze empathie. Maar waar die liggen, wordt veelal bepaald door eigenbelang. Onbewust zetten we onze ‘empathie-knop’ aan of uit, al naar het ons uitkomt.