Politieke voorkeuren hangen nauw samen met iemands waarden en oriëntatie ten opzichte van de medemens. Alle mensen stellen zichzelf grofweg twee fundamentele vragen: wie is aardig, met wie wil ik me verbinden? (een horizontale oriëntatie) en: wie is wie de baas, dus wie is sterker, slimmer, machtiger of prestigieuzer? (verticale oriëntatie)
Beide dimensies zijn belangrijk voor ieder dier: je moet weten wie oké is en wie niet, en wie hoger of lager staat in kracht, vaardigheid of dominantie. Maar individuen verschillen van elkaar in waar het accent ligt, en dat verklaart een belangrijk deel van de politieke verschillen. Horizontaal georiënteerde mensen hebben een sterkere behoefte aan verbinding. Verticaal georiënteerden zijn meer gericht op macht, bekwaamheid of status.

In eigen onderzoek vond ik dat deze individuele verschillen sterk samenhangen met sociale dominantie-oriëntatie: mensen met een lage sociale dominantie-oriëntatie zijn egalitair, solidair en ‘horizontaal’ ingesteld. Ze zijn empathisch, ook ten opzichte van mensen die buiten hun eigen groep of land vallen, en ze vinden het onrechtvaardig als groepen verschillend behandeld worden. Mensen met een hoge sociale dominantieoriëntatie vinden het juist terecht dat groepen verschillend behandeld worden, want sommige zijn nu eenmaal beter of belangrijker. Het zou in hun ogen pas onrechtvaardig zijn om ze allemaal dezelfde rechten te geven, sommige groepen verdienen dat niet. Welke groep ze zien als superieur (bijvoorbeeld de rijke ceo tegenover ‘het volk’, of ‘hardwerkende Nederlanders’ tegenover immigranten) kan verschillen; kern is dát de ene groep superieur wordt gevonden aan de andere.

Die verticale manier van denken blijkt zich uit te strekken naar andere thema’s. Mensen met een hoge sociale dominantie-oriëntatie zien ook de relatie van de mens tot andere dieren en tot de natuur als hiërarchisch: de mens staat bovenaan en kan dus de natuur of andere dieren exploiteren. Bij een lage dominantie-oriëntatie ziet men de mens als deel van het dierenrijk en van de natuur.
Doordat ze zo verschillend denken, kunnen mensen met een lage en hoge dominantie-oriëntatie elkaar maar moeilijk begrijpen. Maar volgens onderzoek kunnen de verschillende groepen wel nader tot elkaar komen als er een gemeenschappelijk belang is dat ze uitsluitend met samenwerking kunnen bereiken. En laat er nu zo’n prominent collectief belang zijn: de klimaatverandering en uitputting van de aarde. De gevolgen hiervan zullen immers iedereen treffen: jong en oud, zwart en wit, links en rechts, elite en gewone man. Dit, en de dringende noodzaak er met z’n allen werk van te maken, is wat ons verbindt.
Helaas gaat die vlieger niet op: mensen met een hoge dominantie-oriëntatie laten zich de menselijke dominantie over de natuur niet zomaar afnemen. Zij zijn geneigd het hele probleem te ontkennen.

Roos Vonk is hoogleraar psychologie aan de Radboud Universiteit Nijmegen en schrijft over psychologie op www.facebook.com/roosvonk1