Tijdens mijn vakantie huurde ik een fiets van de eigenaren van mijn huisje. De man des huizes knutselde mijn beide hondenmandjes erop. ‘Probeert u het, en laat het weten als het niet bevalt!’ Al snel merkte ik dat de remmen niet sterk waren en het stuur wiebelig was. Potdorie, dat is nog gevaarlijk in die bergen, dacht ik, en besloot dat dat absoluut gefikst moest worden. Maar toen het echtpaar ’s avonds vroeg of ik fijn gefietst had, zei ik: ‘Heerlijk!’ en vertelde waar ik allemaal geweest was. Het voelde helemaal niet meer alsof er een probleem was. Ach, dat is gewoon wennen, dacht ik opeens.

Het is niet zo dat ik moeite heb met assertiviteit. Maar het waren zulke aardige en hulpvaardige mensen; ze deden echt hun best om het hun gasten naar de zin te maken. Ik wilde niet dat ze een vervelend gevoel zouden krijgen, het idee zouden hebben dat er iets niet goed was.

Ik vermoed dat we het allemaal kennen: waar je op afstand nog denkt dat je voor jezelf moet opkomen of misschien zelfs een boosaardige mail uit je toetsenbord zit te rammen, valt het toch best mee als je oog in oog met iemand staat. Je gevoel is dan vaak heel anders. Alles wat je aan de orde had willen stellen lijkt minder prangend. Iets anders neemt de overhand. Dat andere is, denk ik, onze natuurlijke, ingebakken behoefte om sociale relaties met de medemens prettig te laten verlopen. Waar we in brieven en mails op onze strepen gaan staan, vallen we in face-to-face contact terug op de oeroude instincten die we als groepsdieren hebben: de neiging om ons aan te passen, rekening te houden met elkaar en anderen tegemoet te komen. Het zijn de instincten die ons als soort zo ver hebben gebracht, doordat ze coöperatie en teamspirit bevorderen.

Soms, als je anderen iets vertelt over een vervelende situatie, zeggen ze: ‘Dat je dat pikt! Ik zou er iets van hebben gezegd!’ Ik denk dat dat nog maar zeer de vraag is. Mensen voelen dat zo, vanuit de afstand die ze op dat moment hebben. Maar oog in oog met de boosdoener worden we allemaal een beetje watjes.

Dat geldt vast ook voor al die stoere en boze mensen die op internet – in blogs, reacties en tweets – verwensingen en tirades of gewoon inhoudsloze lelijkheid de wereld in slingeren. Vanachter de smartphone of laptop voelt het vast alsof de medemens hóógnodig tot de orde geroepen moet worden. Maar het grappige is: de BN’ers die zo dapper waren om hun trollen live te gaan opzoeken, merkten keer op keer dat het eigenlijk hele normale vriendelijke mensen waren.

Op dat moment, face-to-face, ontdooit de tiran compleet. Er ontstaat een nieuwe werkelijkheid waarin de persoonlijke noden en privileges – om je mening te geven, waar voor je geld te krijgen, of wat het ook is waar je recht op meent te hebben – ondergeschikt zijn aan het hele samenspel van vertrouwen, uitwisseling en samenwerking dat de mens als groep zo succesvol heeft gemaakt. Persoonlijk contact, we zouden het vaker moeten doen.