1. Wat was het raarste wat u als kind deed?

‘Ik maakte heel lugubere tekeningen. Op mijn vijfde mocht ik de kerstkaart tekenen voor mijn ouders, die zouden ze dan kopiëren en aan iedereen sturen. Ik heb toen een enge Jezus in een doodskist en aan het kruis getekend, met grafzerken en kraaien erbij. Een beetje raar natuurlijk, hoewel ik nu ook denk: cool van mijn ouders dat ze die kerstkaart toch hebben verstuurd.

Hoe ik kwam op Jezus aan het kruis? We waren helemaal niet gelovig, maar ik kon mijn ogen niet afhouden van die bloederige beelden, die extreem wrede details. Doodeng, maar o zo spannend.

Gruwelijkheid is nu mijn werk geworden, het fascineert me nog net zo als vroeger; ik denk niet dat ik ooit nog een vrolijke roman zal schrijven. De wrede kant van de mens boeit me gewoon veel meer. Die wordt ook enorm ontkend, volgens mij komen daar al die psychische stoornissen uit voort. Allemaal hebben we natuurlijk een wrede kant. Allemaal wensen we soms iemand dood, of heel veel pijn, of een verlies. En dat mag dus niet. Zeker vrouwen mogen niet zo denken. Die moeten altijd maar lief zijn en glimlachen. Maar ondertussen.’

2. Wat is het domste wat u heeft gedaan?

‘Ik doe elke dag domme dingen. Roken, bijvoorbeeld. Of met een glaasje te veel op rijden. Of zonder licht fietsen. En doordat ik een dromer ben, kan ik zo afwezig zijn dat ik kaarsen laat branden, de deur open laat staan en de sleutels in mijn fietsslot laat zitten. Het irritante is: ik neem me voor dat ik het allemaal ­beter zal doen, maar dan lukt het niet en ga ik mezelf stom zitten vinden.’

3. Wat vond u het moeilijkste om te leren?

‘Omgaan met mijn vrij plotselinge roem – dat heeft me wel een paar jaar gekost. Ooit, dertien jaar geleden, had ik alleen maar het idee: laat ik eens een tijdje stoppen met journalistiek en leuk een boek gaan schrijven. Dit enorme succes had ik nooit verwacht – nog steeds zie ik het als pure mazzel dat ik zo goed verkoop.

Als je zo bekend wordt als ik wordt ­alles uitvergroot, net als bij een sporter die een olympische medaille wint. Die staat er beduusd bij, en de mensen eromheen denken: “Dit is het mooiste moment uit zijn leven.” Maar zelf kun je zoiets helemaal niet bevatten. Ik kan die 2,5 miljoen boeken die ik heb verkocht en al die lezers eenvoudigweg niet voor me zien, dat is onvoorstelbaar. Het is fijn dat ik nu van de royalty’s kan ­leven, maar het plezier zit hem voor mij in het schrijven zelf: lekker in mijn eentje een week lang naar mijn huis op Ibiza, volle koelkast, laptop op de keukentafel, heer en meester zijn van het universum in mijn boek – als een personage me ­irriteert, kan ik hem straffeloos doodmaken. Wie mag dat nou?

Minder leuk is de tsunami aan kritiek geweest die ik over me heen kreeg. De essentie was: “Saskia Noort schrijft pulp.” Daar lag ik eerst wakker van. Uiteindelijk maakte een coach me ervan bewust dat niet die critici me pijn deden, maar ik mezelf. Iedereen kan wel ver­velende dingen over mij beweren, maar ík ben uiteindelijk degene die ze zit te herhalen. En dan te bedenken dat er op aarde geen ergere criticus van mij te vinden is dan ikzelf, dus waarom zou ik dan ook nog eens de kritiek van anderen erbij nemen? Als ook ik nog van mezelf ga denken dat ik een dom blond wicht ben dat door de marketing van uitgeverij Anthos is grootgemaakt, kan ik nooit meer een boek schrijven.’

4. Wat is uw grootste verdriet?

‘Mijn scheiding, vijf jaar geleden – die was de prijs die ik heb betaald voor mijn succes. Nadat er van mijn eerste boek onverwacht honderdduizend exemplaren waren verkocht, besloot ik: ik ga alles op alles zetten om te zorgen dat dit succes blijft. Ik heb toen de keuze gemaakt een publiek figuur te worden, maar mijn ex had daar niet om gevraagd. Hij moest zich er maar aan aanpassen dat ik veel weg was en zo onder druk stond.

Jarenlang wilde ik niet zien dat ons huwelijk eraan onderdoor ging – nee, wij hadden de perfecte relatie en ik was de perfecte moeder. Uiteindelijk was het mijn lichaam dat zei dat we zo niet verder konden: ik kreeg angstaanvallen en maagzweren. Toen kon ik er niet langer onderuit en wilde ik natuurlijk de ­perfecte scheiding, want dat kan tegenwoordig. Maar die bleek ook niet te bestaan – het was een living hell. Het ­allerergste vond ik het voor de kinderen: dat wij hun droom, die veilige thuishaven, kapot hebben gemaakt en ze hebben opgezadeld met een litteken voor het leven.’

5. Wat is uw terugkerende nachtmerrie?

‘Dat mijn tanden uitvallen – dan zit ik midden in een tv-interview en probeer ik zo onopvallend mogelijk te voelen of ik mijn tanden nog wel heb: het gevoel voor schut te staan. Tja, nu ik dit zo zeg… misschien ben ik mijn vrees om af te gaan toch nog niet helemáál kwijt.’

6. Wanneer heeft u voor het laatst gehuild?

‘Een paar dagen geleden, toen mijn dochter me verraste met een lied dat ze speciaal voor mij had gemaakt: “Mam, haal jezelf niet zo naar beneden, je bent juist sterk.” Elke keer als ik het hoor moet ik weer huilen. Jeetje, denk ik dan, wat is ze al wijs voor haar 18 jaar, wat kijkt ze goed naar me. Misschien heeft ze me wel beter door dan ik mezelf. Lang niet altijd ben ik de droommoeder voor haar geweest – haar ouders zijn gescheiden, en nadat ik bekend was geworden, was ik vaak van huis. En dan toch zoiets moois voor mij maken: echt klasse.’

7. Wat zou u tegen uw ouders willen zeggen?

‘Dat ze hun twee dochters meer mogen loslaten: “Mam, pap, we zijn volwassen, hoor, het gaat best goed met ons, gaan jullie maar lekker je eigen leven leiden.”

Mijn moeder kan soms zomaar mijn huis binnenvallen – ineens bekruipt haar dan een angstgevoel en móét ze weten of het wel goed met me gaat. Zoals die keer vlak na mijn scheiding. Ik beleefde toen niet de makkelijkste weekenden van mijn leven: de kinderen naar hun vader, ik voor het eerst echt helemaal ­alleen thuis. Die middag was ik moe, had de gordijnen dichtgedaan en was gaan slapen. Ineens stond mijn moeder in mijn slaapkamer: “Wat ben je aan het doen?” Overdag de gordijnen dicht: de schrik was haar om het hart geslagen. En ik: “Ma-ham, het is niet makkelijk voor me op het moment, maar ik ben ook volwassen, hoor.”

Toch moet ik wel bekennen dat ik hetzelfde heb naar mijn kinderen. Dan denk ik: “Ik wil nú die slaapkamer op stormen.” Negen van de tien keer weet ik mezelf te bedwingen; hun privacy is óók belangrijk. Wat er waarschijnlijk achter zit, is dat ik als de dood ben dat ik ze kwijtraak. Julia is 18 en Matthieu 21, we zijn nu in de fase van het ultieme loslaten. Ach, helemaal loslaten hoeft ook weer niet, vind ik – we moeten tegenwoordig allemaal zo dalai lama zijn, zo bén je als mens gewoon niet.

Dus mag ik van mezelf toch bellen en whatsappen als ze ’s nachts maar niet thuiskomen – hoewel ik weet dat het niks uithaalt: ze nemen niet op en ze appen niet terug omdat hun telefoon altijd leeg is. Afgelopen weekend ging Mathieu uit en heb ik liggen wachten tot acht uur ’s ochtends, toen ik eindelijk de deur hoorde. Het was een martelgang: ik wist dat het licht op zijn fiets het niet deed en had allerlei visioenen met ambulances; eenmaal in die modus ben ik niet meer te stoppen. Niet voor niets dat ik thrillerschrijver ben.’

8. Wat zou u willen terugdraaien?

‘Die nacht toen ik 14 was en werd verkracht. Dat was het moment in mijn ­leven waarop ik alle controle verloor en iemand anders de complete macht over me kreeg. Het klinkt heel dramatisch, maar ik was nog een puber en dan denk je dat je leven over is, dat je iets is ontnomen wat je nooit meer zult terugkrijgen. Later kwam ik erachter dat dat helemaal niet waar blijkt te zijn. Ik weet nu dat je heel heftige dingen gewoon kunt overleven. Het was een harde les, maar mijn vertrouwen in de wereld is uiteindelijk weer teruggekomen.’

9. Met welke eigenschap worstelt u het meest?

‘Controle willen hebben. Bij bijna alles in m’n leven zit ik er bovenop. Als er een nieuw boek van me uitkomt, zoals nu Debet, moet alles perfect: het verhaal, het omslag, mijn foto op de achterflap, de pr-campagne. Collega’s worden gek van mij. Maar ik vind: ze moeten er maar mee leren leven. Ik ben inmiddels al echt 46, ik kan mezelf niet meer helemaal veranderen. Het is nu eenmaal zo dat perfectionisme mijn veiligheid is – niet dat ik er nou aldoor op terug wil komen, maar ik denk dat ik dat zo sterk heb omdat ik toen die verkrachting heb meegemaakt. Controle voelt voor mij als mijn eigen veilige haven, die geef ik nooit meer op.’

10. Wat is uw heimelijke genoegen?

‘Het is niet cultureel verantwoord, maar op regenachtige zondagmiddagen ga ik naar een Amsterdams karaoke-café waar ik het levenslied meezing. Dat is echt met stip mijn favoriete tijdverdrijf. Als het niet zo ongezond zou zijn, zat ik er elke dag. Ik ben namelijk niet van “biertje, spaatje, biertje, spaatje, en ik ga weer” – als ik ga, ga ik all the way. De mensen die daar komen voelen als familie, een warm bad. Het interesseert ze echt niet of je bn’er bent of schrijver of wat dan ook. Je kunt daar de controle op een gecontroleerde manier kwijtraken. Typisch iets voor mij.’

Saskia Noort (46) groeide op in het Noord-Hollandse Bergen, waar haar ouders een fotografiezaak hadden. Na de School voor de Journalistiek en een studie theaterwetenschappen was ze journalist voor Viva, Marie Claire en Top Santé. In 2000 interviewde ze het Engelse schrijvers­echtpaar Nicci French, en dat bracht haar op het idee zelf een thriller te schrijven. Na drie jaar debuteerde ze met Terug naar de kust, over een vrouw die met de dood wordt bedreigd. Haar tweede thriller, De eetclub, betekende haar doorbraak. Noort behoort tot de best verkopende schrijvers van Nederland. Onlangs verscheen Debet, haar zevende thriller (Anthos, € 19,95); daarin raakt een vrouw verstrikt in een criminele organisatie.

Nee