Omgaan met slachtoffergedrag
In tranen zit uw vriendin bij u aan de keukentafel. Ze is verlaten door haar vriend en in zak en as. ‘Ik snap het niet,’ zegt ze. ‘Álles deed ik voor hem. Ik kookte voor hem, deed zijn was, ging met hem mee naar zijn ouders. Het is zó oneerlijk, hij mág niet bij me weggaan!’ Bij die laatste zin krabt u zich op het hoofd. Bestaat een relatie niet bij de gratie van twee mensen die in vrijheid beslissen of ze ermee doorgaan? Met andere woorden: stelt uw vriendin zich niet te veel als slachtoffer op?

Slachtoffers praten ongeveer zo: ‘Het is ook altijd hetzelfde liedje, ík ben weer de klos’, ‘ik kan dit echt niet aan, los jij het maar op’, ‘iedereen is tegen mij’, ‘het is zó oneerlijk allemaal!’

‘Slachtoffergedrag is steeds meer onze maatschappij ingeslopen,’ zegt sociologe Jolande Withuis. ‘Vroeger was dat wel anders. Tot de jaren zeventig mocht je niet klagen in Nederland. Mensen werden geacht flink te zijn; zelfs mensen die iets ergs hadden meegemaakt, zoals een concentratiekamp of een verkrachting, mochten niet zeuren. Maar daarna is er een omslag gekomen. Slachtoffer-zijn is tegenwoordig niet langer beschamend, het is juist een eervolle positie geworden. Het geeft status.’

Natuurlijk: sommige mensen hebben écht een trauma omdat ze iets vreselijks hebben meegemaakt. Withuis vindt het goed dat we niet meer zo hard zijn voor elkaar als vroeger. Maar zo langzamerhand zijn we doorgeschoten in ons begrip, stelt ze. ‘Het is erg weeïg geworden allemaal. Iedereen kan tegenwoordig worden geaccepteerd als slachtoffer, of wordt in die rol gedrongen.’

Comfortabele positie
De slachtofferrol is comfortabel: je kunt er je identiteit aan ontlenen, je krijgt aandacht en als je het een beetje handig aanpakt, kun je mensen voor je laten rennen. Bovendien hoef je je niet in te spannen voor het oplossen van problemen. ‘Als slachtoffer kun je dingen eisen en claimen,’ legt Jolande Withuis uit. ‘Het ontslaat je van verplichtingen en je kunt er ook nog eens rechten aan ontlenen. Dat kan een heel aantrekkelijke rol zijn.’

Hoeveel mensen kiezen eigenlijk voor de rol van underdog? De Engelse psycholoog Richard Wiseman becijfert dat 14 procent van de bevolking het idee heeft dat het ze altijd tegenzit. Ten dele omdat ze die boodschap van huis uit hebben meegekregen, maar hun pessimisme is voor een deel ook aangeboren: het blijkt dat in de persoonlijkheid van deze mensen een aantal eigenschappen oververtegenwoordigd zijn. Ze staan minder open voor nieuwe ervaringen, zijn emotioneel instabieler en ook nog eens minder ­extravert.

Mensen met een slachtofferhouding hebben wat in de psychologie een ‘externe locus of control’ wordt genoemd: de overtuiging dat ze in hun leven vooral afhankelijk zijn van invloeden die zij niet kunnen beheersen. Mensen met een ‘interne locus of control’ daarentegen hebben juist het gevoel dat ze hun lot in eigen hand hebben; uit onderzoek blijkt dat deze laatste groep beter bestand is tegen stress, zelfverzekerder is, meer initiatieven neemt en minder snel bij de pakken neerzit.

Slachtoffertypes schrijven hun ellende te vaak toe aan andere mensen of aan hun persoonlijkheid (‘die docent is een heel gemene kerel’, ‘ik ben gewoon slecht in wiskunde’), en te weinig aan de omstandigheden (‘ik heb te weinig tijd genomen om me voor te bereiden op dit examen’).

Wie zich eenmaal slachtoffer voelt, komt hier niet makkelijk van los. In de jaren zeventig ontdekte de Amerikaanse geluksprofessor Martin Seligman al het fenomeen van de ‘aangeleerde hulpeloosheid’: honden die enige tijd onvermijdelijke elektrische schokken kregen, konden daarna moeilijk leren dat ze de schok tóch konden vermijden als ze de mogelijkheid kregen over een hekje te springen.

Zelfs als de proefleider de honden een handje hielp door ze aan de andere kant van het hekje op de schokvrije plek te zetten, drong het maar niet tot deze ‘geknakte’ honden door dat ze zelf in staat waren om schokken te vermijden. Met andere woorden: iemand die een paar keer een tegenvaller heeft gehad, kan al snel – volkomen onterecht – gaan denken dat hij áltijd tegenvallers in zijn leven zal hebben, en dat hij zelf niks kan doen om het tij te keren.

Provoceren
Aangeleerde hulpeloosheid, genetische factoren en de bonus die in de huidige maatschappij op slachtofferschap ligt, kunnen dus verklaren waarom mensen zich terugtrekken in de Calimero-rol. Hoe kun je eeuwige slachtoffers een ander perspectief bijbrengen?

Het lastigste is misschien wel dat we allemaal in meer of mindere mate irreële verwachtingen koesteren van het leven. Withuis: ‘We leven in een maatschappij waarin je het als individu maar moet zien te redden, we kennen niet meer de bescherming van de groep of de troost van de religie.’

‘En omdat het ons materieel aan niets ontbreekt, willen we op geestelijk niveau ook permanent gelukkig zijn. Terwijl dat gewoon niet kán: zo werkt het leven niet. Mensen die zich onterecht als slachtoffer opstellen, beschouwen het als onrechtvaardig dat ze getroffen worden door tegenslagen en ellende. Ze willen er niet aan dat het leven nu eenmaal moeilijk ís.’

Toch is er hoop voor degenen die altijd vinden dat ze het slecht getroffen hebben: met een beetje hulp uit hun omgeving kunnen ze wel degelijk veranderen. Technieken uit de provocatieve therapie en tegenvragen die inzicht geven in hun denkfouten, kunnen daarbij behulpzaam zijn. Accepteren wat je niet kunt veranderen, en zien wat je zelf allemaal wél kunt veranderen – daar komt het uiteindelijk op neer. Daar heeft de eeuwige underdog meer aan dan aan een vriendin die kritiekloos meesnottert.

Effectieve tegenargumenten

  • Vraag om bewijzen. Bij slachtoffers zit de ellende in hun hoofd – niet in de realiteit. Ze blijken vaak maar bitter weinig bewijs te hebben voor hun overtuiging dat ze altijd de pineut zijn. Psychotherapeut Jan Verhulst, die meerdere boeken schreef over het overwinnen van nare gevoelens en gedachten, noemt in zijn boek Wat voel ik eigenlijk? allerlei oorzaken waarom slachtoffers de zaken vertroebeld zien: ze dramatiseren, overgeneraliseren, trekken willekeurige conclusies. Verhulst: ‘Als één persoon zich niet prettig gedraagt tegenover jou, is dat dan een bewijs dat niemand je mag? Het is niet meer dan normaal dat sommige mensen je niet zien zitten, jij ziet sommige mensen toch ook niet zitten?’
  • Wijs de ander op zaken die wél goed gaan en die hij of zij zelf in de hand heeft. Klaagt een vriend eindeloos over zijn stukgelopen relatie? Vertel hem wat hij allemaal wél heeft: lieve ouders, een leuke baan, een fijn huis, aardige vrienden. En bespreek de stappen die hij zelf kan ondernemen om zijn situatie te verbeteren: oude hobby’s oppakken, nieuwe mensen ontmoeten, in therapie gaan.
  • Zeg vaker: ‘Nou en?’ Psycholoog Jeffrey Wijnberg, bekend van de Amerikaanse ‘provocatieve therapie’, heeft een heldere remedie: als zijn patiënten klagen over het onrecht dat hen is aangedaan, pepert hij ze in dat het leven niet eerlijk ís. ‘De wereld is niet geschapen voor vrede en liefde alleen,’ schrijft Wijnberg in zijn boek In het diepste van de ziel is niets te zien. Je daarover opwinden is vechten tegen de bierkaai. Volgens Wijnberg kun je slachtoffers het best genezen door ze consequent te antwoorden met: ‘Nou en?’ Is uw man onaardig tegen u? Nou en? U gaat er toch niet dood aan? Hij zal er wel een reden voor hebben. U zult toch ook niet altijd aardig zijn tegen hem?