Het is zo’n beetje de eerste vraag die opkomt na een terroristische aanslag: waarom doet iemand zoiets verschrikkelijks? Wat bezielde de twee Tsjetsjeense broers die bij de marathon van Boston een snelkookpan met explosieven lieten ontploffen? ‘Ze zijn gebrainwasht,’ riep de vader van ­Tamerlan en Dzjochar Tsarnajev in de dagen na de aanslag. Nee, het was woede over de Amerikaanse militaire aanwezigheid in Irak en Afghanistan, heeft de jongste broer naar verluidt tegen zijn ondervragers gezegd.

Hoe deprogrammeer je een extremist?

Hoe deprogrammeer je een extremist?

Met een vrachtwagen inrijden op een feestende mensenmassa, het vuur openen in een volle concertzaal,...

Lees verder

Maar die verklaringen geven geen duidelijk antwoord op de vraag waarom iemand ertoe overgaat willekeurige mensen te doden. Terwijl we dat sinds de aanslagen van 11 september 2001 maar al te graag willen weten. Het psychologisch onderzoek naar terrorisme heeft sindsdien een hoge vlucht genomen.

Waarom zou je zoeken naar beweeg­redenen? Terroristen zijn toch gewoon gek?

Het beeld dat terreurdaden vooral worden gepleegd door eenzame gestoorden, klopt niet. Dat zegt psycholoog John Horgan, directeur van het International Center for the Study of Terrorism aan de Pennsylvania State-universiteit. Hij sprak met een aantal terroristen die gevangenzaten na een mislukte terreuraanslag. ‘Je hebt natuurlijk lone wolves als de Unabomber Ted Kaczynski, die later werd gediagnosticeerd met paranoïde schizofrenie. Maar het overgrote deel van de terroristen blijkt niet schizofreen of psychotisch te zijn, of andere psychiatrische aandoeningen te hebben. ­Terroristische organisaties letten er ook wel op dat labiele mensen zich niet bij hen aansluiten – dat zou een veel te groot risico zijn.’

Zijn er meer terrorismemythes door ­onderzoek ontkracht?

Een ander vooroordeel is dat terroristen in spe radicaliseren door armoede, isolement of een uitzichtloze situatie. Het werkelijke beeld is veel diffuser – en daarmee misschien ook wel onbegrijpelijker. Politiek psycholoog Jerrold Post zette het onderzoek naar zelfmoord­terroristen op een rij in zijn artikel The psychology of suicide terrorism. Daaruit blijkt dat zelfmoordterroristen vaak hoger opgeleid zijn (net als de Tsarnajev-broers) en uit middenklassegezinnen komen. Van de vliegtuigkapers van 11 september 2001 volgden er bijvoorbeeld drie een masterstudie aan de universiteit van Hamburg. En een onderzoek naar vierhonderd leden van Al-Qaida laat zien dat 63 procent van hen hoger opgeleid is, driekwart getrouwd is en een groot deel van hen ook kinderen heeft.

Hechte familiebanden worden soms zelfs bewust ingezet door de planners van aanslagen, meldt John Horgan. ‘Bij de negentien kapers van 9/11 zaten zes broers. Wat je bij organisaties als Al- Qaida of het Somalische Al-Shahab ziet, is dat wanneer broers zich aansluiten, ze het liefst bij dezelfde aanslag worden ingezet. Zo zal geen van beiden snel afhaken – dan zou hij de ander immers in de steek laten.’

Bepaald geen geïsoleerde, uitzichtloze levens dus. Maar ook hier is weer niet één profiel te geven; Palestijnse zelfmoordterroristen zijn wél vaak laagopgeleid, ongetrouwd en werkloos.

Ook het beeld van de meedogenloze aanslagpleger klopt niet. John Horgan: ‘De terroristen die ik sprak, voelen zich wel degelijk schuldig. Door de slacht­offers te dehumaniseren en ze als onderdeel van het vijandelijke kamp te zien, praten terroristen voor zichzelf goed dat er doden vallen. Maar dan nog heeft dat een limiet. Zo sprak ik iemand van de ira die geplaagd werd door het beeld van een zwangere politieagente die was gedood bij een aanslag.’

Zo krijg je iedereen aan het praten

Zo krijg je iedereen aan het praten

Hoe krijg je de waarheid aan het licht? Niet door er lustig op los te intimideren, weten experts uit...

Lees verder

Is er dan wel een antwoord op de waarom-vraag?

John Horgan ziet een paar kenmerken die mensen ontvankelijker maken voor recruiters van terroristische organisaties. ‘Jongeren die radicaliseren zijn vaak vervreemd van hun omgeving en zetten zich af tegen familie, de “normale” maatschappij of de machthebbers in hun samenleving. Tegelijkertijd hebben ze het idee dat ze geen enkele macht hebben om veranderingen teweeg te brengen.

Ook vereenzelvigen ze zich met een bepaalde groep slachtoffers. Bijvoorbeeld omdat ze deel van die groep uitmaken en familieleden in een oorlog hebben verloren, maar ook omdat ze dezelfde ideologie of religie hebben als die slachtoffers. De laatste jaren is te zien dat terroristische organisaties als Al-Qaida daar slim op inspelen; op internet wemelt het van de filmpjes met gedode kinderen in Syrië of Afghanistan, en er wordt vaak letterlijk gezegd dat het de plicht van iedere moslim is om zijn “broeders” te helpen.’

Er zijn veel mensen die aan deze criteria voldoen. Toch gaan de meesten niet over tot geweld.

Volgens Arie Kruglanski is vernedering dé trigger. Kruglanski is hoogleraar psychologie aan de universiteit van ­Maryland en deed onderzoek met gevangengenomen terroristen in Sri Lanka, de Filippijnen en het Midden-Oosten.

Vernedering moeten we volgens hem breed zien – het kan gaan om onderdrukking van een bevolkingsgroep, maar ook om heel persoonlijke vernederingen. Kruglanski sprak bijvoorbeeld vrouwelijke terroristen in het Midden-Oosten die onvruchtbaar waren, en daardoor gestigmatiseerd. En in Europa en de Verenigde Staten voelen moslims zich vaak buitengesloten en gediscrimineerd. Met een terroristische daad ligt instant heldendom binnen handbereik, een heldendom waarmee de vernedering weer valt recht te zetten. ‘Je wordt er in één klap onsterfelijk mee.’

Kunnen dergelijke inzichten radicalisering helpen voorkomen?

Doordat er zoveel verschillende soorten terroristen bestaan, is dat zeker niet gemakkelijk. Maar de meeste onderzoekers zijn het er wel over eens dat oorlogvoering à la George W. Bush (‘We’re going to smoke them out!’) terrorisme eerder zal doen groeien. Psychologen zien liever dat regeringen zich richten op het winnen van de ‘hearts and minds’ van terroristen en mensen die op het punt staan te radicaliseren.

Jerrold Post ziet als mogelijke oplossing het inzetten van ex-terroristen. Indonesië doet dat door voormalige leden van Jemaah Islamiyah, een militante islamitische organisatie, gevangenissen in te sturen om daar met radicale moslims te praten. Ook Saoedi-Arabië, Egypte, Jordanië en Maleisië hebben dat soort de-radicalisatieprogramma’s die goed lijken te werken. Want van iemand met dezelfde levensvisie neem je als (potentiële) terrorist nu eenmaal sneller aan dat geweld niet de oplossing is.

Arie Kruglanski pleit ervoor dat de westerse wereld rolmodellen inzet (‘van ex-terroristen tot charismatische imams en popsterren’), en daarnaast ook nog eens kritisch naar zichzelf kijkt.

‘Extremisme onder jongeren in Europa en de Verenigde Staten ontstaat doordat zij zich gediscrimineerd voelen,’ zegt Kruglanski. ‘Maak een einde aan vernederende islamofobie, en je zult zien dat de brandstof voor extremisme meteen stukken schaarser wordt. Nee, dat is niet soft! Vernedering voorkomen is de efficiëntste aanpak.’

Bronnen o.a.: M. Sageman, Understanding terror networks, University of Pennsylvanian Press, 2004 / J. Horgan, The psychology of terrorism, Routledge, 2005 / J. Post, The psychology of suicide terrorism, Psychiatry, 2009 / A. Kruglanski, S. Fishman, Psychological factors in terrorism and counterterrorism, Social Issues and Policy Review, 2009