Sophie Zeestraten: ‘Kerstmis 2011 gaf een van mijn beste vriendinnen me een boek cadeau dat me enorm greep. Het beschrijft hoe we allemaal als kind overlevingsstrategieën ontwikkelen. Hoe we die blijven inzetten als we volwassen zijn, ook als dat helemaal niet meer nodig is, en hoe we er dan last van kunnen hebben.
De loyaliteitsvalkuil – Als je nooit geleerd hebt ‘nee’ te zeggen tegen je ouders
Kinderen die zich verantwoordelijk voelen voor het geluk van hun ouders krijgen geen ruimte om zich ...
Lees verderDoor dat boek, De herontdekking van het ware zelf van Ingeborg Bosch, werd ik me ervan bewust dat er bij mij ook zoiets speelde.
Ik was vaak buitensporig boos op mijn dochters. Ook was ik somber en onzeker. Dan dacht ik: ik kan niks, wat doe ik eigenlijk met mijn leven? Dat begreep ik niet van mezelf.
Ik had alles waar ik ooit van had gedroomd: een lieve man, twee prachtige meiden, goeie baan, mooi huis. Maar het bijbehorende blije gevoel leek maar niet te komen.
Toch viel niet meteen het kwartje dat het te maken had met het feit dat mijn moeder is weggegaan toen ik vijf jaar was. Ik had een enorme bunker om dat verdriet heen gebouwd. Maar daar was met dat boek een scheur in gekomen.
Niet lang daarna kreeg ik een nieuwe baas bij de gemeente waar ik werkte. Hij vroeg wat ik wilde doen na deze baan. Daar had ik eigenlijk nog nooit over nagedacht.
Achteraf vind ik dat zo gek: ik leefde helemaal op de automatische piloot. Ik deed de kinderen, mijn werk, maar zonder het besef dat er keuzes zijn.
Later ben ik gaan inzien dat dat mijn beschermingsmechanisme was: doorbijten en doordenderen. Als ik maar hard genoeg mijn best doe, dan komt alles goed.
Ik besloot naast mijn werk een coachingsopleiding te gaan doen, om wat bewuster in het leven te staan. De eerste dag kregen we de opdracht om een tekening te maken van hoe bij ons thuis vroeger de keukentafel eruitzag.
Ik schrok zelf van het resultaat. Ik had een keukentafel getekend met drie gedekte bordjes en maar één iemand aan tafel. Dat was ik. Toen ik het voor me zag drong pas tot me door hoe eenzaam ik ben geweest. Mijn moeder had ons verlaten en mijn vader en mijn broer waren heel vaak weg.
Tijdens het voorstelrondje moesten we onze tekening toelichten. Iedereen werd heel stil toen ik mijn verhaal deed en er kwamen medelijdende blikken, die ik ken van hoe volwassenen vroeger naar me keken.
Bij mij kwam meteen de schaamte naar boven die ik altijd heb gevoeld. Er moest toch iets heel erg mis met mij zijn omdat mijn eigen moeder bij me was weggelopen. Anders was dat niet gebeurd. Dan was ze wel gebleven. Dat ga je geloven als kind.
Dat moment zie ik als de tweede scheur in de bunker. En de opmaat naar mijn burn-out. In die tijd was het ook op mijn werk heel druk. Inmiddels zie ik het anders: ik denk dat ik me vooral heel druk maakte en het heel goed wilde doen.
Ik denk dat ik al jarenlang tegen een burn-out aanzat en elke keer dacht: nee, doorzetten. Zo had ik het tenslotte vanaf mijn vijfde gedaan: tanden op elkaar en doorgaan.
Ik zag in de verte heus wel die muur opdoemen, maar ik zat zo in die overlevingsstrategie gevangen dat ik niet eens meer kon bedenken: misschien moet ik even afremmen.
Op een ochtend kon ik niet meer opstaan. Ik voelde me fysiek zó uitgeput. Ik kon niet meer werken. ’s Nachts lag ik urenlang wakker met een ontzettend opgejaagd gevoel in mijn lichaam.
Als je van 180 kilometer per uur naar nul gaat is natuurlijk je hele systeem ontregeld. Ik weet nog dat ik dacht: ik zou willen dat er een paal was waar ik mijn vingers in kan steken om te ontladen.
Na een week of zes stapte ik tijdens een wandeling een boekhandel binnen en las de achterflap van Kom hier dat ik u kus van Griet Op de Beeck. ‘Over kapotte mensen en hoe zij ongewild anderen ook kapotmaken,’ las ik.
Die zin trof me als een mokerslag. Ik zat er natuurlijk enorm mee dat ik vaak onaardig tegen mijn kinderen deed, omdat ik het niet wilde en niet begreep. Toen ik die achterflap las begreep ik het: natuurlijk, ik ben kapot door alles wat er is gebeurd.
Ik besefte dat ik moest uitzoeken wat er precies was gebeurd rond het vertrek van mijn moeder. Wie was ze eigenlijk? Waarom was ze weggegaan? Ik had weinig herinneringen aan vroeger, maar wel veel spullen: dagboeken, brieven, fotoboeken, die ik angstvallig had weggestopt.
Die heb ik tevoorschijn gehaald. Ik vond lieve briefjes. Aantekeningen van mijn ouders over mij. Het was overweldigend. Om de chaos in mijn overspannen hoofd tegen te gaan, ordende ik alles op jaartal en maakte ik een lijst met mensen die ik ben gaan spreken.
Een gesprek was met goede vrienden van mijn ouders, van toen we op Curaçao woonden, toen ik heel jong was. Ik wilde weten: wat was mijn moeder voor vrouw? Aan het einde van het gesprek zei zij: ‘Je lijkt op haar, wist je dat?’
Door die woorden voelde ik voor het eerst: shit, ik kom uit haar voort! De zus van mijn moeder, die vaak voor ons zorgde toen mijn moeder net weg was, stuurde me een brief.
Zij schreef dat ik in die tijd ongelooflijk overstuur was, hysterisch krijste om mijn moeder. Vreselijk, ik wist dat niet. Het leek in de verhalen van mijn vader altijd alsof we haar vertrek gewoon accepteerden.
Voor het eerst in mijn leven had ik compassie met mezelf. Ik leerde genieten van een beetje aanlummelen. De meiden zwaaide ik ’s ochtends uit in mijn badjas, dat was voor mijn burn-out ondenkbaar.
Ik ben gaan lezen over verlaat verdriet, veelal van mensen die zijn opgegroeid met één ouder omdat de andere was overleden. Daarin herkende ik veel en de wetenschap dat anderen dezelfde gevoelens hadden als ik gaf me rust.
Op een dag zat ik op een bankje in het bos hier vlakbij en bedacht dat ik mijn moeder meerdere keren ben verloren. Toen ik vijf was en ze vertrok. Ze zat slecht in haar vel, voelde zich eenzaam en vertrok naar Denemarken voor een persoonlijke ontwikkelingscursus van een week. Ze kwam nooit meer terug.
Later stichtte ze een nieuw gezin met een man, een soort goeroe, die ze daar had ontmoet; daar gingen mijn broer en ik nog weleens logeren. Tot mijn vader ons na een ruzie, op mijn tiende, bij haar ophaalde.
Daarna gingen we niet meer naar haar toe. De derde keer was in 2008 toen ik haar korte tijd in mijn leven had toegelaten als oma voor de meiden, maar ze het in mijn ogen opnieuw liet afweten.
Ik besefte dat ik altijd de hoop had gehouden dat ze terug in mijn leven zou komen en dat de enorme leegte die ik voelde dan zou verdwijnen. Haar moederliefde zou dat gat helemaal opvullen. Daar op dat bankje begreep ik: niemand gaat dat gat ooit opvullen. En dáár moet ik mee leren leven.
Op dat moment kon ik voor het eerst werkelijk voelen hoe oneindig eenzaam dat als klein meisje moet hebben gevoeld, dat mijn moeder, mijn alles, gewoon vertrokken was. Ik heb gehuild.
Niet het soort slachtofferhuilen van ik-ben-zo-zielig, maar een diep huilen om het oude verdriet dat omhoogkwam. Schoon verdriet, noem ik het. Het voelde ontzettend bevrijdend en opluchtend. Zo voelt het om te voelen, dacht ik. Ik was zo gewend om in mijn hoofd te leven.
Toen was ik er klaar voor om contact te zoeken met mijn moeder. Ik heb haar geschreven en gevraagd: wil je jouw kant van het verhaal opschrijven? Ze was heel blij dat ik eraan toe was naar haar te luisteren, daar had ze op gewacht.
Kalmeer je lichaam, kalmeer je geest
- Leer je omgaan met overprikkeling en overspoeling
- Ontwikkel je meer lichaamsbewustzijn
- Creëer je meer balans met behulp van de polyvagaaltheorie
69,-
Gelukkiger kon ik haar niet maken, schreef ze. Ze schreef heel open en eerlijk, ook over alles wat ze liever anders had gedaan. We zijn blijven schrijven, drie jaar lang. Dat was geweldig. We zaten met zijn tweeën in een soort bubbel.
Een periode wist niemand ervan, dus het was haast alsof ik in verwachting was en het nog niemand had verteld. Altijd als ik die tientallen brieven, honderden pagina’s, zie, dan voel ik weer hoe het was: alsof er elke keer een nieuwe paragraaf aan mijn leven werd toegevoegd.
Veel dingen zaten anders dan ik altijd had begrepen, waardoor ik meer begrip voor haar kreeg. Het huwelijk van mijn ouders was bijvoorbeeld al langer niet goed, terwijl mijn vader altijd had gezegd dat ze opeens wegging.
Mijn moeder wilde ook wel terugkomen, maar had meer tijd nodig. Ik begreep van mijn moeder dat mijn vader toen heeft gezegd: als je nu niet naar huis komt, dan kom je er niet meer in.
Maar wat me vooral hielp was de herkenning. Door haar verhaal begreep ik dat zij ook het gevoel had gehad: ik heb een droomleven, maar ik voel het niet. En: ik schaam me dood want ik weet niet wat ik ermee moet.
Zij was, denk ik, behoorlijk depressief. Ik herkende haar gevoelens, al heb ik er niet zulke heftige consequenties aan verbonden. Toen ging mijn hart wel open. Wat ze heeft gedaan was toch iets anders dan zomaar je kinderen verlaten.
Het was bijna een spirituele ervaring toen we elkaar in 2018 uiteindelijk ontmoetten. Alsof ik een touchdown maakte en diepe ontspanning vond. Ons contact is zo makkelijk, zo vanzelfsprekend.
Misschien hebben we dat wel juist omdat wij zo lang niet hebben samengeleefd als moeder en dochter. Binnen een gezin ontwikkel je altijd patronen, die hebben wij niet. Mijn moeder en ik hebben een volwassener relatie; dat heeft het dan toch opgeleverd.
Het is voor mij heel helend geweest dat ze haar fouten ruiterlijk toegeeft. Nog steeds begrijp ik sommige dingen echt niet, hoor. Dat ze niet harder voor ons heeft gevochten.
Maar tegelijkertijd denk ik: ik heb niet in haar schoenen gestaan, dus ik kan er niet over oordelen. Ik ben vooral ontzettend dankbaar dat het ons is gelukt om zo’n goed contact te krijgen.
Anderhalf jaar geleden heb ik een boek over mijn geschiedenis gepubliceerd. Het verdrietige is dat mijn vader sindsdien geen contact meer wil.
Ik heb mijn verhaal zo zuiver mogelijk opgeschreven, maar achteraf denk ik dat ik genuanceerder had kunnen zijn. Dat er nog wrok zat naar mijn vader. Dat ik niet voorbij de verbazing was dat het niet zo is gegaan als hij ons had verteld. Dat ik toch nog het punt wilde maken dat hij niet zo’n goede vader is geweest als hij dacht.
Nu zie ik dat milder. Mijn ouders hadden een traditionele rolverdeling, hij had er natuurlijk niet op gerekend dat hij opeens huisvader moest zijn. Hij zal het moeilijk hebben gevonden. Ik heb hem in elk geval nooit willen kwetsen.’