Hij is al 89, en ook al is hij nog steeds die scherpe, wijze raadgever, de schrijvende psychiater Irvin Yalom is onmiskenbaar een broze, oude man geworden. Zijn stem klinkt breekbaar, de woorden komen langzamer dan vroeger. Hij vertelt over de periode dat hij net thuis was uit het ziekenhuis, waar hij ‘de slechtste maand van zijn leven’ had.

"Het fijne aan verbondenheid is dat je volledig gekend, begrepen en geaccepteerd wordt"

- Irvin Yalom

Hij balanceerde daar even op het randje van de dood, doordat hij allerlei complicaties kreeg na een knieoperatie. Een paar jaar eerder keek hij de dood ook al in de ogen, tijdens een wekenlange zware griep die hem ernstig verzwakte.

Maar hij is er weer, eet nu vele bakken roomijs om aan te komen, geniet van de wereld, ziet nog altijd twee patiënten per dag, en publiceerde eind 2017 zijn memoires – hij trekt er graag een interview voor uit. ‘Maar dit is wel echt mijn laatste boek, hoor,’ benadrukt hij. ‘Het gevoel dat er nog een boek is dat ik per se moet schrijven, heb ik niet meer.’

Was u bang toen u zo dicht bij de dood kwam?

‘Ja, eerst wel. Mijn vrouw en kinderen zaten aan mijn bed en troostten me, dat hielp al een beetje. Maar wat me ook kalmeerde, was iets waar ik het vroeger vaak over had met de terminale patiënten die ik behandelde: hoe meer je het gevoel hebt dat je alles uit je leven hebt gehaald, hoe minder doodsangst er is.

Ik heb veel stervende mensen minder bang zien worden als ze hieraan dachten, en zelf ervoer ik het nu ook. Er kwam een voldaan gevoel in me op toen ik de film van mijn leven afspeelde. Ik dacht: wat een interessant, rijk leven heb ik gehad. Alles wat ik graag wilde, heb ik kunnen doen.’

Toch lijkt het me iets om wanhopig van te worden, doodziek in het ziekenhuis liggen.

‘Het was vreselijk en ik had veel lichamelijke pijn, maar een goede tegenhanger was een andere gedachte-oefening, namelijk die van Richard Dawkins, de beroemde evolutiebioloog. Je stelt je een laserdunne lichtstraal voor die onverbiddelijk langs de tijdbalk voortbeweegt.

Alles wat achter de laserstraal ligt, is verloren gegaan in het donker van het verleden; alles wat zich nog voor de straal bevindt, is verborgen in de duisternis van wat nog komen gaat. De enige plek waar je kunt leven en waar echt bewustzijn mogelijk is, is het kleine vlekje dat verlicht wordt door de laserstraal: het hier en nu.

Door op die manier te denken, besef je dat je alleen dáár daadwerkelijk leeft. Ik ging mezelf gelukkig prijzen dat ik nu, op dit moment, het leven in al z’n schakeringen mocht meemaken – weliswaar met de pijn, maar ook met de mooie dingen.’

U kijkt heel positief terug op uw leven, maar toch was uw jeugd niet bepaald om over naar huis te schrijven.

‘Klopt, mijn jeugd is met stip het ongelukkigste deel van mijn leven. Ik heb er veel littekens door opgelopen. Lange tijd heb ik met de angst geleefd dat niemand van mij kon houden. Om het tegendeel te bewijzen ging ik me aanvankelijk uit de naad studeren en werken.

Als kind woonde ik met mijn ouders en zus in een gevaarlijke, vervallen buurt in Washington DC, in een armoedig appartement boven onze kruidenierszaak. Ik had amper vrienden, was het enige witte jongetje in een compleet zwarte buurt.

Mijn vader en moeder waren ongeschoolde Russische immigranten en hadden heel weinig Amerikaanse vrienden. Ze waren altijd hard aan het werk om hun hoofd boven water te houden en hadden weinig tijd voor me. Mijn moeder was een ontevreden vrouw, ze zei vrijwel nooit iets aardigs tegen mij.

Ik had een hekel aan haar en schaamde me voor haar. Ze gaf mij vaak de schuld van de dingen die niet goed gingen in haar leven. Ik was heel eenzaam in die tijd, zat vaak alleen en was veel binnen – ook omdat het heel gevaarlijk was om naar buiten te gaan.’

Wat deed dat met u?

‘Ik sloeg op de vlucht in mijn hoofd: daar creëerde ik een rijke innerlijke wereld. Lezen werd mijn ontsnapping. Ik woonde zo ongeveer in de bibliotheek, waar ik alle biografieën las, beginnend bij de A en eindigend bij de Z. Dat was mijn redding: het bracht me dichter bij de levens van anderen, waardoor ik me net iets minder eenzaam voelde.’

Voelt u de pijn van toen nog?

‘Ja, ik droom er nog altijd over. Dan word ik wakker en is het eerste wat ik denk: mijn hele leven heb ik geprobeerd te ontstijgen aan mijn nare jeugd, door het vak te leren dat ik mooi vond, te trouwen met een fantastische vrouw, een fijn gezin te stichten, carrière te maken als therapeut, allemaal geweldige dingen.

Maar misschien ben ik als puntje bij paaltje komt wel nooit helemaal ontsnapt aan mijn jeugd en mijn moeder. Het bewijst maar weer eens hoe krachtig de invloed van onze vroegste verbintenissen blijft.’

In uw memoires schrijft u hoe u een tijdje geleden ineens diep werd geraakt door oude foto’s van Oost-Europese immigranten.

‘Ja, ik zag mensen met grote, angstige ogen. Eén vrouw keek me vanaf de foto recht aan, ze leek precies mijn moeder. Plotseling voelde ik, voor het eerst in mijn leven, een golf van tederheid voor haar. Nu pas drong haar situatie volledig tot me door: een laagopgeleide, bange, harde werkster die probeerde te overleven en haar kinderen groot moest zien te brengen in een vreemde cultuur.

Ik vergeleek het met mijn eigen leven: relatief rijk en veilig – wat ik grotendeels te danken heb aan het harde werk en de grootmoedigheid van mijn moeder. Ik moest huilen: had ik me destijds maar meer in haar ingeleefd, dan was onze relatie misschien beter geweest en had ze misschien wél de waardering voor me geuit waar ik tot op de dag van vandaag naar verlang.

Wat zou ik haar nog graag bedanken voor de dingen die ze wél voor me heeft gedaan. Een heel leven heb ik studie gemaakt van de menselijke geest en heb ik mijn eigen verleden geanalyseerd en gereconstrueerd, maar dat heeft niet kunnen wegnemen dat ik nog steeds een verdriet bij me draag dat misschien nooit meer verdwijnt.’

U heeft als psychiater veel patiënten behandeld met dit soort verdriet. Kan een mens er ooit van helen?

‘Helen is iets relatiefs. Veel mensen hebben ervaringen waar ze nooit overheen komen. In therapie leren ze dat accepteren. Bij mij is dat ook zo gegaan. Ik heb het gevoel dat ik inmiddels grotendeels wel ben geheeld.’

Welke dingen kunnen een mens helen?

‘Voldoening is helend. Je haalt het uit je werk, familie, vrienden, de dingen die je graag doet. Zelf je leven inrichten, je eigen doelen kiezen en daar naartoe werken, draagt bij aan je geluk. In mijn volwassen leven heb ik dat allemaal kunnen doen. En dat ik hier in Californië in een prachtige omgeving woon, doet me ook erg goed. Ik kijk uit het raam en zie een heerlijke tuin. Wat kan ik nog meer wensen?’

Wat zegt u tegen patiënten die met pijn van vroeger worstelen?

‘Ik probeer hen te laten zien dat bepaalde pijnlijke dingen misschien niet meer te helen zijn, maar dat ze ook de vrijheid hebben hun aandacht te richten op gebieden in hun leven waar het goed loopt. Wanneer je genuanceerder naar je eigen leven kijkt, leg je de nadruk niet meer zo op wat er mis was of is, en komt er meer ruimte voor positieve gevoelens.’

Voelt u door uw nare jeugd de psychische problemen van anderen beter aan?

‘Dat zou kunnen, ja. Misschien herken ik andermans pijn daardoor beter en besef ik meer hoe waardevol het kan zijn als er iemand is die troost biedt.’

Wat is uw speciale kwaliteit als therapeut?

‘Dat weet ik niet precies, maar een van de belangrijkste dingen waar ik bij patiënten op let, is of ze vertrouwelingen hebben. Die had ik in mijn jeugd niet echt, en ik geloof er heilig in dat mensen wanhopig worden als ze er niet in slagen een betekenisvolle, hechte band met een ander te hebben.’

Waardoor lukt dat vaak niet?

‘Veel heeft te maken met hun jeugd, ze hebben nooit anderen leren vertrouwen. Ik had het geluk dat ik op mijn vijftiende mijn latere vrouw Marilyn ontmoette. Zij was het keerpunt in mijn leven.

Ze komt uit een warm nest, van haar leerde ik hoe je een vertrouwensband met iemand krijgt: je inleven in de ander, niet overmatig kritisch zijn op diegene, eerlijk vertellen wat er in je omgaat, behulpzaam zijn, zelf ook plezier hebben als de ander blij is.

Dat gaat allemaal over en weer, het is een verdiepende spiraal waarin twee mensen steeds het risico nemen meer over zichzelf aan de ander te vertellen.’

Hoe leert u dat aan uw patiënten?

‘Door als therapeut open, eerlijk en menselijk te zijn. Ik nodig de patiënt uit samen een diepe, authentieke band te creëren. Sommige patiënten doen er jaren over voordat ze over de brug durven komen, maar als het lukt, maken ze een corrigerende emotionele ervaring mee: hoe je wél een bevredigende relatie met een ander mens krijgt.

Therapeuten worden vaak getraind hun privéleven buiten beschouwing te laten, maar ik vertel gerust dingen over mezelf aan patiënten. Twee mensen in een kamer die zichzelf echt aan elkaar laten zien en elkaar helemaal accepteren: dat is uiteindelijk een van de meest genezende aspecten van therapie.

Dat inzicht drong pas echt tot me door toen ik een experiment deed met een patiënte: na elke sessie schreven we op wat ons het meest was bijgebleven. Zij bleek niets te hebben genoteerd over mijn briljante interpretaties, maar waardeerde juist de kleine, vriendelijke dingen die ik had gezegd of gedaan en die ik zelf al lang was vergeten.

Zoals die keer dat ik zei dat ze zo’n mooie jurk aanhad, die ene blik van verstandhouding, mijn onbeholpen excuses toen ik een paar minuten te laat was, mijn gegrinnik om haar grap of die keer toen ik voordeed hoe ze zich kon ontspannen. Die momenten gaven haar het gevoel dat ik mezelf was, dat ik haar respecteerde en accepteerde voor wie ze was.’

Waarom zijn diepe, authentieke relaties zo wezenlijk?

‘Ze maken dat je je goed over jezelf gaat voelen. Het is fijn als mensen alles van je weten en je nog steeds accepteren en van je houden zoals je bent. Ze leven met je mee, hopen dat het goed met je gaat.

Omgekeerd is het ook fijn positieve gevoelens voor anderen te hebben: je voelt je genereus. Dat zijn allemaal krachten die de eenzaamheid doorbreken. Veel mensen zijn eenzaam, en het is een zeer beschadigend gevoel als niemand om je heen wil zijn – maar dat verandert dus als je beter met anderen leert omgaan.’

Kortom: naast voldoening werkt verbondenheid ook helend?

‘Precies. Het fijne aan verbondenheid is dat je volledig gekend, begrepen en geaccepteerd wordt. En wanneer je dichter bij anderen staat, ontdek je dat ook zij narigheden hebben gehad, waardoor je eigen problemen minder zwaar voelen. Er ontstaat meer ruimte rond de pijn.’

Psychiater Irvin D. Yalom (1931) werd wereldberoemd met zijn roman Nietzsches tranen, waarin filosoof Nietzsche in therapie gaat bij Joseph Breuer, de grondlegger van de psychoanalyse. Yalom schreef therapieromans en verhalenbundels over zijn patiënten, zoals Scherprechter van de liefde (1989) en Eendagsvlinders (2015).

Hij was ruim dertig jaar, onder meer als hoogleraar, verbonden aan de Stanford-universiteit. Nog altijd heeft hij een psychotherapiepraktijk aan huis. Zijn laatste boek heet Dicht bij het einde, terug naar het begin – memoires van een psychiater, Balans, € 24,95