Bij elk voorstelrondje waar we elkaar herkennen – sportclub, ouderavond – veren we op: hee, nog iemand die het alleen doet. We maken een mentale notitie. Niet dat we meteen vrienden zijn. Maar het is een beginnetje.

Dus toen we bevriende stelletjes zochten voor het verhaal op pagina 38, en een van onze Facebookvrienden opperde om ook eens te schrijven over vriendschap tussen gescheiden ouders – ‘daar lees je namelijk nooit over, want dat confronteert het publiek met bad feelings’ – wist ik precies wat ze bedoelde.

Want hoe gaat dat? Het begint praktisch: die andere moeder-alleen weet hoe lastig het is om op twee plekken tegelijk te zijn. Zij weet hoe hard je dat vangnetje nodig hebt van mensen die je kind even meenemen als die vergadering uitloopt – en dat jij net zo gemakkelijk inspringt als zij weer eens in de file staat. En of het nou ligt aan die wederkerigheid of aan de stilzwijgende herkenning van elkaars pijn, het maakt de band al snel hechter dan die met andere ouders.

Want iedere ouder-alleen kent ook het verloren gevoel, die golf van melancholie en jaloezie die je soms plotseling overspoelt als je aanschuift bij een compleet gezin. De confrontatie met je eigen falen. Er is iets mislukt, uit elkaar gevallen.

Maar dan: je komt je kind ophalen na die lange vergadering; je hangt je jas op in de gang. ‘Jullie gaan toch nog wel theedrinken?’ dringen de jongens aan, want er moet nog een lego-oorlog beslecht. Ach ja, en er kan eigenlijk ook wel een fles wijn open, want niemand hoeft ergens naartoe. Niemand anders wacht op ons. We zijn al compleet.

En dan: de fles wijn is halfleeg, de een heeft nog spruitjes in de groentela, de ander een doosje champignons. Improviseren, nog zo’n talent van ouders-­alleen. En zo, samen in de keuken, de lego door de hele kamer, is het warm en precies goed.

Vriendschappen bevestigen ons in onze identiteit. Als stelletje of als single, als eenoudergezin of als grote familie. We vieren ons leven zoals het geworden is. Precies goed.