We noemen het zinloos geweld: het slaan, schoppen en trappen van iemand die ogenschijnlijk niets verkeerds heeft gedaan. En het zijn jongens en jongemannen die zich er schuldig aan maken. Jongens die al ­geïrriteerd kunnen raken door een blik of een onopzettelijke aanraking. ‘Wat moet jij?’ zeggen ze. Ze komen dichterbij. Eerst schreeuwen ze. Dan geeft de eerste een duw. De tweede een klap. De derde slaat de belaagde neer. De vierde schopt hem in de zij. En de vijfde tegen het hoofd. Daarna lopen ze weg.

We hebben dit patroon – of varianten daarop – de afgelopen maanden een paar keer gezien op filmpjes van mishandelingen die op internet zijn gezet en veel media-aandacht kregen. Waarom waren het juist jongemannen die grensrechter Richard Nieuwenhuizen te grazen namen – de volgende dag overleed hij aan zijn verwondingen – en die verantwoordelijk waren voor een geruchtmakende mishandeling in Eindhoven begin dit jaar?

‘Dat het vooral jongemannen zijn die zich schuldig maken aan zulke gewelddaden, heeft in eerste instantie te maken met het feit dat hun gedrag wordt gestuurd door testosteron. Daardoor ­nemen ze extra risico’s en tonen ze hun agressiviteit,’ zegt de Belgische emeritus hoogleraar gedragsbiologie Mark ­Nelissen. ‘In het verleden pakte dat gunstig voor hen uit: de kans op een partner nam toe als ze konden laten zien dat ze een goede krijger waren en vrouw en kind konden verdedigen.’

Log in om verder te lezen.