Hij was mijn eerste liefde in Amsterdam. Door zijn ogen leerde ik de stad kennen. Ik zat op zijn fietsstuur en leunde achterover tegen zijn borst. Hij zoende me in honderd steegjes, voor honderd huizen, op weg naar het zijne in een stil hofje aan de gracht. En ik werd net zo verliefd op de straatlantaarns en de gevels van die nieuwe stad vol geheimen als op zijn donkere ogen, op de kaarsen in lege wijnflessen, de poster van Monet en de stapels boeken op zijn kamer.

Dat hij het uitmaakte, kwam volkomen onverwacht. Hij was niet meer zo verliefd, zei hij. En ik, die zes weken nauwelijks had kunnen eten van verliefdheid, ik liet mijn hart breken.

De dingen die we het minst begrijpen, blijven ons het langste achtervolgen. Nog jaren verscheen hij af en toe in mijn dromen. Dan werd ik verward wakker, en geselde mezelf met de vraag wat ik tegen mijn minnaar-van-dat-moment zou zeggen als hij opeens op de stoep zou staan om me mee te nemen naar Parijs. Wat, heel gek, nooit gebeurde.

Closure noemen de Amerikanen het. Het afsluiten van een episode zodat je verder kunt. Het klinkt zo eenvoudig: insteken, doorhalen, af laten glijden. De werkelijkheid is weerbarstiger, want gevoelens laten zich niet zomaar dwingen en sommige dingen hebben tijd nodig.

Zelf moest ik eerst nog ontdekken dat ‘uit’ meestal echt betekent: afscheid nemen. En dat het dan niet bepaald helpt om met elkaar naar bed te blijven gaan, hoe aanlokkelijk dat na een paar glazen ook lijkt. Maar de tijd is een geduldige leermeester.

Jaren later kwam ik hem weer tegen, op een feest aan de rand van de stad die inmiddels ook de mijne was geworden. We fietsten samen een eindje terug. Bij het afscheid probeerde hij me te zoenen.

Daar stond ik, fietsstuur tegen fietsstuur, met de jongen over wie ik jaren had gedroomd. Zijn tong drong tussen mijn tanden. En, heel gek – mijn mond klapte vanzelf dicht.

Soms moet de tijd gewoon zijn werk doen.