Kijk, daar heb je mij dus meteen mee op de kast. Hoezo ‘echte mensen’, snibde ik. Bestaan er dan ook onechte mensen – en wie bepaalt dat? Waarom zou een loodgieter ‘echter’ zijn dan iemand die op de boekhouding werkt? Was dit niet gewoon een variant op het statusdenken, waarin de man met de stoerste anekdotes boven aan de pikorde stond?
Zo snaterde ik nog even door.
En toen werd ik stil.
Want laten we eerlijk zijn: voor de meesten van ons is het inderdaad een eeuwigheid geleden dat er iets avontuurlijks gebeurde op de werkplek. Je hoort thuisblijfmoeders weleens klagen dat ze zo weinig te vertellen hebben aan het einde van de dag. Maar een dag op de afdeling klantenservice of een tijdschriftredactie levert ook geen dolle anekdotes op.
Veel werk bestaat nu eenmaal uit het schuiven met taken en het verplaatsen van informatiestromen, zoals we vroeger in de vakantie eindeloos dammetjes maakten in de beek. Dat is niet eens zo vervelend – tot iemand vraagt wat je vandaag hebt meegemaakt. En je je realiseert dat dat alleen op details verschilt van wat je gisteren meemaakte, of morgen.
Misschien zijn vakanties voor velen van ons de enige episodes waarin we nog echte avonturen beleven. Verdwalen, veel te koud worden, pas net voor donker het huisje terugvinden. Panne krijgen in een land waar je de taal niet spreekt, laat staan dat je het woord voor ‘krukas’ kent. Niet altijd even comfortabel, maar wel spannend. En het levert achteraf een stoer verhaal op.
De beroepsduiker, die leuke brandweerman die ons laatst een lezersbrief schreef of het vroegere schoolgenootje dat inmiddels gewonde neushoorns redt uit wildstroppen in het Krugerpark – die maken genoeg mee tussen negen en vijf. Die mogen meteen aanschuiven bij de mannenborrel.
De rest van ons moet gewoon vaker op vakantie.