De competitieve mens lijkt de meestepotentie te hebben om een winner te worden, omdat hij daar het meest opgericht is. Want is de win-win situatie waar de prosocialen naar streven, nieteigenlijk een contradictio in terminis?

Een winner bestaat per slot van rekeningalleen in contrast met een verliezer.

Paul van Lange, hoogleraar Sociale Psychologie aan de Vrije Universiteit, is het hier echter niet mee eens. ‘Prosociaal gedrag betaalt zich altijd terug, waardoor de aanvankelijke loser toch als winnaar uit de bus komt. Vrijgevigheid bijvoorbeeld roept coperatief gedrag van de ander op, zodat beiden uiteindelijk beter af zijn. Competitieven hebben een ander doel: ze streven niet naar absoluut voordeel, maar naar voordeel ten opzichte van anderen. Ze vinden een lager salaris bijvoorbeeld niet erg, als anderen er maar nog meer op achteruit gaan.’ Zelfs als je prosociaal gedrag veinst, ben je nog steeds beter af. ‘Denk aan winkelketens die je een klein cadeautje geven. Dat doet een beroep op je rechtvaardigheidsgevoel: dan ga je om iets terug te doen, toch eerder even in de winkel kijken.’

Als prosocialen dus uiteindelijk de werkelijke winners zijn, is dit goed nieuws voor iedereen. We blijken namelijk steeds’prosocialer’ te worden naarmate we ouder worden.

Het percentageprosocialen stijgt van 56 in de leeftijds categorie van vijftien tot dertig jaar naar 67 bij dertig tot 44 jaar, 78 bij 45 tot 59 jaar en 82 boven de zestig. Dat komt doordat we in onze jonge jaren nog moeten concurreren om schaarsemiddelen, zoals een goede baan of een leuke partner. Hoe ouder, hoe meer rust je hebt om je te bekommeren om jemedemens. En op hoge leeftijd word je afhankelijker van anderen, waardoor je ook meer prosociaal gedrag gaat ver tonen. Uiteindelijk worden we dus vanzelf een winnaar, zonder er iets voor te hoeven doen.