Nooit vergeet ik die eerste aanraking. Het elektriserende moment dat ik met de kartelige punt van mijn wapen hard in de lak begin te krassen. Een overweldigende, tintelende gloed trekt door me heen, beneemt me de adem.

HSS: ben je een hooggevoelige sensatiezoeker?
TEST
Doe de test »

HSS: ben je een hooggevoelige sensatiezoeker?

Ik heb me niet eerder zo levend gevoeld. Ik doe dit gewoon. Ik doe iets heel ergs. Ik laat mijn sporen na in de wereld. ‘Maaike is gek’ groots gekerfd in de glanzende BMW van haar vader.

Zeven of acht jaar ben ik. En ook al waan ik me op dat moment onbespied, ik weet dat dit gevolgen gaat hebben – en zware ook.

Die nacht slaap ik niet. Ik draai van de ene zij op de andere. Die heerlijke vervoering is weg, in het matras getrokken. Een levensbedreigende angst is ervoor in de plaats gekomen.

Die heeft zijn klauwen in mijn nek gezet en drukt mijn gezicht in het kussen. Wringt mijn maag uit alsof het alle zelfrespect uit me wil persen. Ik ben verdorven. Mijn ouders zullen teleurgesteld zijn en Maaike verdrietig. Zelfs om die nuffige Maaike moet ik nu onbedaarlijk huilen.

En toch. Op het schoolplein is er de volgende dag niet alleen schaamte, maar ook een zweem van trots. Je kunt het niet aan me zien, maar ik ben anders dan jullie. Ik ben slecht en dat verheft me.

Nu, veertig jaar later beoordeel ik vanuit mijn professie in hoeverre iemands geweten goed functioneert. Simpel gezegd moet het besef van goed en kwaad, het medeleven met de ander, je ervan weerhouden je impulsen uit te leven. Eerst denken, dan doen. Of niet doen.

De mensen die ik spreek, zijn natuurlijk volwassenen. Toch moet ik soms denken aan dit voorval. Aan hoe ver ook volwassenen soms gaan om hun sporen na te laten in de wereld. Dwars tegen hun geweten in.

Laatst bijvoorbeeld, bij een man met een, zoals hij het zelf schetste, onbeduidend bestaan. Een stompzinnig baantje dat hij deed omdat hij te angstig was iets beters te zoeken. Hij walgde van zijn eigen lafheid. Op middelbare leeftijd nog bij zijn ouders op zolder. Hij was groot, onhandig, verlegen. In de gesprekskamer keek hij steeds schuin langs mij heen, blozend.

Zijn delict kwam voor iedereen als een schok, maar zelf dacht hij er al een tijd over om ‘iets te doen’, vertelt hij. Hij spreekt over schaamte, maar ik voel iets anders.

Vanuit mijn ooghoeken zie ik zijn vlugge blik op het vuistdikke dossier tussen ons in. Alsof hij denkt: dat heb ik toch maar mooi voor elkaar gekregen. Dat gaat allemaal over mij.