‘Briljant.’ Dat moet je volgens mijn jongste zoon – brugklasser – zijn om Frans te kunnen leren. Hij denkt liever na over 3D-printers en kruisbogen. Als ik hem vraag hoe het op school was, zegt hij ‘prima’ voor hij van zijn stoel springt.

5 dingen die je moet weten over het adolescente brein

5 dingen die je moet weten over het adolescente brein

Er is geen levensfase waarin we meer geneigd zijn risico’s te nemen dan de puberteit. Ontwikkeling...

Lees verder

Van gesprekken met de meisjes die mijn zoons (drie in totaal) af en toe meebrengen, leer ik meer over school. Dat er een proefwerkweek aankomt bijvoorbeeld, dat het briefje voor de werkweek (werkweek? waarheen?) allang ingeleverd had moeten zijn en dat de aardrijkskundedocente zwanger is. Is mijn blik nou gekleurd, waardoor ik alleen stereotypen waarneem, of zíjn jongens echt beweeglijker, chaotischer, meer technisch ingesteld en minder bang om buiten de groep te vallen dan meisjes? En zíjn meisjes georganiseerder, socialer en taalvaardiger?

‘Ja, jongens en meisjes verschillen van elkaar’, beaamt neuropsycholoog Jelle Jolles. Maar, voegt de hoogleraar brein en leren aan de Vrije Universiteit Amsterdam daar direct aan toe: die verschillen zijn niet zo groot als we vaak denken. Wat cognitief potentieel betreft zijn beide geslachten in principe nagenoeg hetzelfde. Op het moment dat hun brein is uitgerijpt – rond hun 24ste – zouden man en vrouw dus gemiddeld dezelfde cognitieve prestaties moeten kunnen leveren. Of dat ook gebeurt, is (deels) afhankelijk van hoe ze gestimuleerd en uitgedaagd worden door hun leraren én hun ouders.

We moeten ons dus niet neerleggen bij die kleine verschillen, betoogt Jolles in zijn zojuist verschenen boek Het tienerbrein. Anders kunnen ze alsnog heel groot worden. Dan leren jongens bijvoorbeeld pas plannen als ze al van vwo naar vmbo zijn afgegleden. En dan laten meisjes zo snel mogelijk – en onnodig – hun bètavakken vallen omdat ze ‘er niks van snappen’, daarmee de weg afsluitend voor allerlei vervolgstudies.

Praten of skaten

Vandaar dat Jolles in Het tienerbrein wel ingaat op de verschillen. Pas als je je er bewust van bent, kun je kinderen namelijk goed helpen hun volledige breinpotentieel te benutten, zegt hij.
Want jongens en meisjes mogen in principe dan hetzelfde cognitieve potentieel hebben, hun brein verschilt van jongs af wel in programmering. Daardoor laten ze als kind bijvoorbeeld andere spelvoorkeuren zien. En dat wordt in de tienertijd nog eens versterkt door geslachtshormonen.

Zo sporen de mannelijke geslachtshormonen jongens aan om veel te bewegen: er moet spiermassa opgebouwd worden! Dat verklaart waarom jongens meer dan meisjes moeite hebben om lang stil te zitten in de klas en geneigd zijn meer risico’s te nemen. Maar daardoor ontwikkelen ze gemiddeld ook sneller het deel in het brein dat een rol speelt bij vaardigheden als ruimtelijk inzicht. Dat zie je bijvoorbeeld terug in hun complexe motoriek – denk aan een sprong maken met een skateboard.

Training Positief opvoeden voor puberouders
Training

Training Positief opvoeden voor puberouders

  • Positief contact maken met je kind
  • Omgaan met je eigen emoties én die van je kind
  • Afspraken maken en grenzen stellen
Bekijk de training
Nu maar
79,-

Meisjes zijn minder geprogrammeerd voor dit beweeglijke, ondernemende gedrag. Daardoor komen ze eerder in situaties terecht waarin praten belangrijker is dan doen. De taalvoorsprong die meisjes al van nature hebben, wordt op die manier in de puberteit versterkt. En dat heeft positieve gevolgen voor vaardigheden als zelfreflectie en het vermogen om de bedoeling van een ander in te schatten.
Hun ruimtelijk inzicht ontwikkelt zich ondertussen minder snel, waardoor ze vaak meer moeite hebben met bètavakken. En in hun latere leven ook met dingen als inparkeren of een kast in elkaar zetten. Ook zijn ze doorgaans minder geneigd zomaar dingen uit te proberen en te kijken waar het schip strandt. Zonde, want zulke eigenschappen komen goed van pas in de wetenschap of bij het opzetten van een eigen bedrijf.

En dan is het ook nog eens zo dat het brein van jongens op een aantal gebieden iets langzamer rijpt dan dat van meisjes. Waardoor onder andere het vermogen om te plannen en om zich te beheersen zich bij jongens gemiddeld genomen later ontwikkelt.
Niet gek dus dat mijn zoon de helft van zijn huiswerk niet in zijn agenda heeft staan, liever wiskunde doet dan Frans, en graag van te hoge muurtjes springt tijdens het skaten. Het past helemaal bij de ontwikkelingsfase waarin hij nu verkeert.

Sturende verwachtingen

De manier waarop het brein zich ontwikkelt, ligt echter niet vast. Het is erg afhankelijk van de mate waarin het wordt gestimuleerd en uitgedaagd. Je zou het kunnen vergelijken met spieren: oefening maakt sterk.

En daar, betoogt Jelle Jolles, kunnen ouders en leerkrachten hun invloed laten gelden. Hoe die zich opstellen bepaalt namelijk mede de manier waarop tienerbreinen zich ontwikkelen. Dat weten we uit onderzoek dat eind vorige eeuw in Californië werd gedaan door hoogleraar psychologie Robert Rosenthal en basisschooldirecteur Lenore Jacobson. Zij ontdekten dat de verwachtingen van leraren grote invloed hebben op de ontwikkeling van leerlingen. Dat werkt via allerlei subtiele mechanismen. Als docenten het idee hebben dat een kind veel potentie heeft, geven ze het bijvoorbeeld meer aandacht, stellen ze hogere eisen en zijn ze guller met hun lof.

Zo leidt de gedachte dat meisjes beter zijn in taal er al snel toe dat een meisje daar ook echt beter in wordt. Omgekeerd geldt dat de verwachtingen die we van jongens hebben, ertoe kunnen leiden dat ze sneller kiezen voor de bètavakken, daar meer mee oefenen en er dús beter in worden.

Training Ontspannen opvoeden
Training

Training Ontspannen opvoeden

  • Ontdek hoe je als ouder positief en relaxed blijft
  • Omgaan met de emoties van je kind
  • Voor ouders met kinderen in de basisschoolleeftijd
Bekijk de training
Nu maar
79,-

Overigens krijgen ‘taalzwakke’ jongens volgens Jolles vaak nog wel de kans om hun taalachterstand weg te werken, doordat ze nog lange tijd worden aangesproken op hun taalvaardigheden en dus genoeg oefening krijgen. Maar meisjes die geen bètaprofiel kiezen, krijgen doorgaans geen rekenstimulans meer in hun leven.

En zo kan het gebeuren dat kleine breinverschillen tussen jongens en meisjes door onze benadering in de loop van hun schooltijd vaak ongewild en onnodig worden uitvergroot. Maar dat hoeft dus niet, zegt Jolles. Wie zich bewust is van het grote effect dat aandacht, lof en verwachtingen kunnen hebben, kan die dingen ook inzetten om ervoor te zorgen dat alle vermogens van een kind tot ontwikkeling komen.

Tips voor Stimulerend opvoeden

Wat kunnen ouders en andere opvoeders doen om jongens en meisjes meer te laten profiteren van hun volledige potentieel? Neuropsycholoog Jelle Jolles geeft tips:

Voor ouders van meisjes:

  • Wellicht een dooddoener, maar een klein meisje stimuleren met blokken en lego te spelen, heeft écht zin. Je dochter zal zo haar ruimtelijk inzicht beter ontwikkelen. Hetzelfde geldt overigens voor het ‘ruigere’ buitenspelen. Laat meisjes dus vooral in bomen klimmen en van muurtjes springen.
  • Ga niet te snel mee in de afkeer die je dochter wellicht heeft van bètavakken. Leg ze uit dat ze misschien nu beter is in talen dan in wiskunde, maar dat haar brein ‘een werk in uitvoering’ is en dat je van veel sommen maken echt beter wordt in wiskunde. Bètavakken in je eindexamenpakket opnemen betekent dus niet alleen dat je uit meer vervolgopleidingen kunt kiezen, maar ook dat je brein zich vollediger ontwikkelt. Geef daarom vertrouwen en bied steun, desnoods met behulp van bijles.
  • Prijs je dochter niet alleen voor gezeglijkheid, stimuleer haar ook om ondernemend te zijn en risico’s te nemen. Juich het dus toe als ze zich kandidaat wil stellen voor het schoolbestuur, kijk niet verschrikt als ze via een boomstammetje het water oversteekt, en laat haar op Koningsdag geen kleine hoeveelheid cupcakes produceren voor de vrijmarkt maar lekker veel.

Voor ouders van jongens:

  • Praat van jongs af veel met je zoon. Leer hem zijn gevoel te verwoorden en te reflecteren op wat er gebeurde: Waarom werd hij zo boos toen zijn klasgenoot hem uitschold? Of was hij misschien eerder verdrietig dan boos? Waarom schold die klasgenoot hem eigenlijk uit? Kan hij zich daar iets bij voorstellen? Als een jongen zich hier nog te ongemakkelijk bij voelt, kun je bijvoorbeeld ook samen naar foto’s in de krant kijken. Wat zien de mensen op die foto? Wat doen ze? En hoe zouden ze zich voelen?
  • Help je zoon plannen – en dan niet alleen zijn huiswerk. Laat hem bijvoorbeeld formuleren wat hij over een uur, een dag of week doet. Daarmee help je hem nadenken over wat er allemaal concreet komt kijken bij bepaalde dingen: ‘Als ik naar een verjaardagsfeest ga, moet ik wel eerst een cadeautje kopen’, ‘om op tijd bij hockey te kunnen zijn moet ik mijn spullen al klaar hebben liggen en weten waar mijn fietssleutels zijn’.
  • Geef een jongen genoeg sturing. Accepteer asociaal, druk of agressief gedrag niet ‘omdat het nou eenmaal een jongen is’. Besef daarbij wel dat de ontwikkeling van impulsbeheersing jaren kost. Bedenk verder dat ‘druk’ niet per definitie ‘ongeïnteresseerd’ of ‘dom’ betekent. Integendeel: het kan juist een uiting zijn van nieuwsgierigheid of ondernemingszin.
    Erken de behoefte aan beweging van je zoon. Bied daar ruimte voor door hem genoeg te laten sporten of buiten te klooien.

Voor alle ouders:

  • Tieners laten hun gedrag (ook) sterk bepalen door de verwachtingen van hun vrienden. Is je huiswerk goed plannen niet macho? Dan zal je zoon daar niet zo zijn best voor doen. Is wiskunde meer iets voor saaie meisjes? Dan moet je dochter sterk in haar schoenen staan om toch een bètaprofiel te kiezen. Maak je kinderen bewust van dit mechanisme. Leg ze ook uit dat alle vaardigheden die je oefent – van plannen tot sommen oplossen – van invloed zijn op de manier waarop het brein zich ontwikkelt.