1. Noteer minstens vijf eigenschappen of gedragingen die jij bij jezelf zou willen verbeteren.
  2. Geef ze punten: van 10 punten voor ‘moet ik absoluut verbeteren’ tot 0 punten voor ‘hoef ik eigenlijk niet te veranderen’.
  3. Kies de eigenschap met de hoogste score en stel je voor dat je die niet had. Wat zou iemand moeten doen om die eigenschap of dat gedrag aan te leren? Stel dat je jezelf bijvoorbeeld strijdlustig vindt: daarvoor is moed vereist, je moet je niet laten intimideren en aan je mening vasthouden.
  4. Vraag je af wat anderen aan jouw tekortkomingen hebben. Bijvoorbeeld: strijdlust kan een vastgelopen discussie weer op gang brengen, of anderen uitdagen met nieuwe ideeën te komen.
  5. Wat is er in de kern goed aan jouw tekortkomingen? Welke goede bedoeling zit er achter je gedrag of eigenschap? Bijvoorbeeld: de goede bedoeling achter jouw strijdlust is om stilstand tegen te gaan.
  6. Kun je je situaties voorstellen waarin jouw vermeende zwakheid juist je kracht wordt? Bijvoorbeeld wanneer je jouw strijdlust inzet om zwakkeren te beschermen? Onder welke omstandigheden wordt jouw tekortkoming zichtbaar als competentie?

Uit: Christopher Weidner, Wabi Sabi. Niet perfect en toch heel gelukkig, A.W. Bruna